Vervoeging van entleeren
Onbepaalde wijs (infinitief): entleeren
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich entleere
- du entleerst
- er/sie/es entleert
- wir entleeren
- ihr entleert
- sie entleeren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ledig
- jij ledigt
- hij/zij/het ledigt
- wij ledigen
- jullie ledigen
- zij ledigen
Präteritum Indikativ
- ich entleerte
- du entleertest
- er/sie/es entleerte
- wir entleerten
- ihr entleertet
- sie entleerten
Onvoltooid verleden tijd
- ik ledigde
- jij ledigde
- hij/zij/het ledigde
- wij ledigden
- jullie ledigden
- zij ledigden
Perfekt Indikativ
- ich habe entleert
- du hast entleert
- er/sie/es hat entleert
- wir haben entleert
- ihr habt entleert
- sie haben entleert
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geledigd
- jij hebt geledigd
- hij/zij/het heeft geledigd
- wij hebben geledigd
- jullie hebben geledigd
- zij hebben geledigd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte entleert
- du hattest entleert
- er/sie/es hatte entleert
- wir hatten entleert
- ihr hattet entleert
- sie hatten entleert
Voltooid verleden tijd
- ik had geledigd
- jij had geledigd
- hij/zij/het had geledigd
- wij hadden geledigd
- jullie hadden geledigd
- zij hadden geledigd
Futur I Indikativ
- ich werde entleeren
- du wirst entleeren
- er/sie/es wird entleeren
- wir werden entleeren
- ihr werdet entleeren
- sie werden entleeren
Toekomende tijd I
- ik zal ledigen
- jij zult ledigen
- hij/zij/het zal ledigen
- wij zullen ledigen
- jullie zullen ledigen
- zij zullen ledigen
Futur II Indikativ
- ich werde entleert haben
- du wirst entleert haben
- er/sie/es wird entleert haben
- wir werden entleert haben
- ihr werdet entleert haben
- sie werden entleert haben
Toekomende tijd II
- ik zal geledigd hebben
- jij zult geledigd hebben
- hij/zij/het zal geledigd hebben
- wij zullen geledigd hebben
- jullie zullen geledigd hebben
- zij zullen geledigd hebben
Futur I Konjunktiv II
- ich würde entleeren
- du würdest entleeren
- er/sie/es würde entleeren
- wir würden entleeren
- ihr würdet entleeren
- sie würden entleeren
Conditionalis I
- ik zou ledigen
- jij zou ledigen
- hij/zij/het zou ledigen
- wij zouden ledigen
- jullie zouden ledigen
- zij zouden ledigen
Futur II Konjunktiv II
- ich würde entleert haben
- du würdest entleert haben
- er/sie/es würde entleert haben
- wir würden entleert haben
- ihr würdet entleert haben
- sie würden entleert haben
Conditionalis II
- ik zou hebben geledigd
- jij zou hebben geledigd
- hij/zij/het zou hebben geledigd
- wij zouden hebben geledigd
- jullie zouden hebben geledigd
- zij zouden hebben geledigd
Imperativ
- du entleer(e)
- ihr entleert
Imperatief
- jij ledig
- jullie ledigt