Vervoeging van hineinstürmen
Onbepaalde wijs (infinitief): hineinstürmen
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- er/sie/es stürmt hinein
- sie stürmen hinein
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het kalft in
- zij kalven in
Präteritum Indikativ
- er/sie/es stürmte hinein
- sie stürmten hinein
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het kalfde in
- zij kalfden in
Perfekt Indikativ
- er/sie/es ist hineingestürmt
- sie sind hineingestürmt
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is ingekalfd
- zij zijn ingekalfd
Plusquamperfekt Indikativ
- er/sie/es war hineingestürmt
- sie waren hineingestürmt
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was ingekalfd
- zij waren ingekalfd
Futur I Indikativ
- er/sie/es wird hineinstürmen
- sie werden hineinstürmen
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal inkalven
- zij zult inkalven
Futur II Indikativ
- er/sie/es wird hineingestürmt sein
- sie werden hineingestürmt sein
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal ingekalfd zijn
- zij zult ingekalfd zijn
Futur I Konjunktiv II
- er/sie/es würde hineinstürmen
- sie würden hineinstürmen
Conditionalis I
- hij/zij/het zal inkalven
- zij zullen inkalven
Futur II Konjunktiv II
- er/sie/es würde hineingestürmt sein
- sie würden hineingestürmt sein
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn ingekalfd
- zij zullen zijn ingekalfd