Vervoeging van regalieren
Onbepaalde wijs (infinitief): regalieren
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich regaliere
- du regalierst
- er/sie/es regaliert
- wir regalieren
- ihr regaliert
- sie regalieren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik onthaal
- jij onthaalt
- hij/zij/het onthaalt
- wij onthalen
- jullie onthalen
- zij onthalen
Präteritum Indikativ
- ich regalierte
- du regaliertest
- er/sie/es regalierte
- wir regalierten
- ihr regaliertet
- sie regalierten
Onvoltooid verleden tijd
- ik onthaalde
- jij onthaalde
- hij/zij/het onthaalde
- wij onthaalden
- jullie onthaalden
- zij onthaalden
Perfekt Indikativ
- ich habe regaliert
- du hast regaliert
- er/sie/es hat regaliert
- wir haben regaliert
- ihr habt regaliert
- sie haben regaliert
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb onthaald
- jij hebt onthaald
- hij/zij/het heeft onthaald
- wij hebben onthaald
- jullie hebben onthaald
- zij hebben onthaald
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte regaliert
- du hattest regaliert
- er/sie/es hatte regaliert
- wir hatten regaliert
- ihr hattet regaliert
- sie hatten regaliert
Voltooid verleden tijd
- ik had onthaald
- jij had onthaald
- hij/zij/het had onthaald
- wij hadden onthaald
- jullie hadden onthaald
- zij hadden onthaald
Futur I Indikativ
- ich werde regalieren
- du wirst regalieren
- er/sie/es wird regalieren
- wir werden regalieren
- ihr werdet regalieren
- sie werden regalieren
Toekomende tijd I
- ik zal onthalen
- jij zult onthalen
- hij/zij/het zal onthalen
- wij zullen onthalen
- jullie zullen onthalen
- zij zullen onthalen
Futur II Indikativ
- ich werde regaliert haben
- du wirst regaliert haben
- er/sie/es wird regaliert haben
- wir werden regaliert haben
- ihr werdet regaliert haben
- sie werden regaliert haben
Toekomende tijd II
- ik zal onthaald hebben
- jij zult onthaald hebben
- hij/zij/het zal onthaald hebben
- wij zullen onthaald hebben
- jullie zullen onthaald hebben
- zij zullen onthaald hebben
Futur I Konjunktiv II
- ich würde regalieren
- du würdest regalieren
- er/sie/es würde regalieren
- wir würden regalieren
- ihr würdet regalieren
- sie würden regalieren
Conditionalis I
- ik zou onthalen
- jij zou onthalen
- hij/zij/het zou onthalen
- wij zouden onthalen
- jullie zouden onthalen
- zij zouden onthalen
Futur II Konjunktiv II
- ich würde regaliert haben
- du würdest regaliert haben
- er/sie/es würde regaliert haben
- wir würden regaliert haben
- ihr würdet regaliert haben
- sie würden regaliert haben
Conditionalis II
- ik zou hebben onthaald
- jij zou hebben onthaald
- hij/zij/het zou hebben onthaald
- wij zouden hebben onthaald
- jullie zouden hebben onthaald
- zij zouden hebben onthaald
Imperativ
- du regaliere
- ihr regaliert
Imperatief
- jij onthaal
- jullie onthaalt