Vervoeging van sieben
Onbepaalde wijs (infinitief): sieben
Duits
Nederlands
Präsens Indikativ
- ich siebe
- du siebst
- er/sie/es siebt
- wir sieben
- ihr siebt
- sie sieben
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik filter
- jij filtert
- hij/zij/het filtert
- wij filteren
- jullie filteren
- zij filteren
Präteritum Indikativ
- ich siebte
- du siebtest
- er/sie/es siebte
- wir siebten
- ihr siebtet
- sie siebten
Onvoltooid verleden tijd
- ik filterde
- jij filterde
- hij/zij/het filterde
- wij filterden
- jullie filterden
- zij filterden
Perfekt Indikativ
- ich habe gesiebt
- du hast gesiebt
- er/sie/es hat gesiebt
- wir haben gesiebt
- ihr habt gesiebt
- sie haben gesiebt
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gefilterd
- jij hebt gefilterd
- hij/zij/het heeft gefilterd
- wij hebben gefilterd
- jullie hebben gefilterd
- zij hebben gefilterd
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte gesiebt
- du hattest gesiebt
- er/sie/es hatte gesiebt
- wir hatten gesiebt
- ihr hattet gesiebt
- sie hatten gesiebt
Voltooid verleden tijd
- ik had gefilterd
- jij had gefilterd
- hij/zij/het had gefilterd
- wij hadden gefilterd
- jullie hadden gefilterd
- zij hadden gefilterd
Futur I Indikativ
- ich werde sieben
- du wirst sieben
- er/sie/es wird sieben
- wir werden sieben
- ihr werdet sieben
- sie werden sieben
Toekomende tijd I
- ik zal filteren
- jij zult filteren
- hij/zij/het zal filteren
- wij zullen filteren
- jullie zullen filteren
- zij zullen filteren
Futur II Indikativ
- ich werde gesiebt haben
- du wirst gesiebt haben
- er/sie/es wird gesiebt haben
- wir werden gesiebt haben
- ihr werdet gesiebt haben
- sie werden gesiebt haben
Toekomende tijd II
- ik zal gefilterd hebben
- jij zult gefilterd hebben
- hij/zij/het zal gefilterd hebben
- wij zullen gefilterd hebben
- jullie zullen gefilterd hebben
- zij zullen gefilterd hebben
Futur I Konjunktiv II
- ich würde sieben
- du würdest sieben
- er/sie/es würde sieben
- wir würden sieben
- ihr würdet sieben
- sie würden sieben
Conditionalis I
- ik zou filteren
- jij zou filteren
- hij/zij/het zou filteren
- wij zouden filteren
- jullie zouden filteren
- zij zouden filteren
Futur II Konjunktiv II
- ich würde gesiebt haben
- du würdest gesiebt haben
- er/sie/es würde gesiebt haben
- wir würden gesiebt haben
- ihr würdet gesiebt haben
- sie würden gesiebt haben
Conditionalis II
- ik zou hebben gefilterd
- jij zou hebben gefilterd
- hij/zij/het zou hebben gefilterd
- wij zouden hebben gefilterd
- jullie zouden hebben gefilterd
- zij zouden hebben gefilterd
Imperativ
- du sieb(e)
- ihr siebt
Imperatief
- jij filter
- jullie filtert