Vervoeging van wedeln

Onbepaalde wijs (infinitief): wedeln

vertaal alle vervoegingen
Vertaling: waaien

3 alternatieve vertalingen

Duits

Nederlands

Präsens Indikativ

  • er/sie/es wedelt
  • sie wedeln

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het waait
  • zij waaien

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es wedelte
  • sie wedelten

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het waaide
  • zij waaiden

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat gewedelt
  • sie haben gewedelt

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gewaaid
  • zij hebben gewaaid

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte gewedelt
  • sie hatten gewedelt

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gewaaid
  • zij hadden gewaaid

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird wedeln
  • sie werden wedeln

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal waaien
  • zij zult waaien

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird gewedelt haben
  • sie werden gewedelt haben

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gewaaid hebben
  • zij zult gewaaid hebben

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde wedeln
  • sie würden wedeln

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal waaien
  • zij zullen waaien

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde gewedelt haben
  • sie würden gewedelt haben

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gewaaid
  • zij zullen hebben gewaaid