Vervoeging van zueignen

Duits

Nederlands

Präsens Indikativ

  • ich eigne zu
  • du eignest zu
  • er/sie/es eignet zu
  • wir eignen zu
  • ihr eignet zu
  • sie eignen zu

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik eigen toe
  • jij eigent toe
  • hij/zij/het eigent toe
  • wij eigenen toe
  • jullie eigenen toe
  • zij eigenen toe

Präteritum Indikativ

  • ich eignete zu
  • du eignetest zu
  • er/sie/es eignete zu
  • wir eigneten zu
  • ihr eignetet zu
  • sie eigneten zu

Onvoltooid verleden tijd

  • ik eigende toe
  • jij eigende toe
  • hij/zij/het eigende toe
  • wij eigenden toe
  • jullie eigenden toe
  • zij eigenden toe

Perfekt Indikativ

  • ich habe zugeeignet
  • du hast zugeeignet
  • er/sie/es hat zugeeignet
  • wir haben zugeeignet
  • ihr habt zugeeignet
  • sie haben zugeeignet

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb toegeëigend
  • jij hebt toegeëigend
  • hij/zij/het heeft toegeëigend
  • wij hebben toegeëigend
  • jullie hebben toegeëigend
  • zij hebben toegeëigend

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte zugeeignet
  • du hattest zugeeignet
  • er/sie/es hatte zugeeignet
  • wir hatten zugeeignet
  • ihr hattet zugeeignet
  • sie hatten zugeeignet

Voltooid verleden tijd

  • ik had toegeëigend
  • jij had toegeëigend
  • hij/zij/het had toegeëigend
  • wij hadden toegeëigend
  • jullie hadden toegeëigend
  • zij hadden toegeëigend

Futur I Indikativ

  • ich werde zueignen
  • du wirst zueignen
  • er/sie/es wird zueignen
  • wir werden zueignen
  • ihr werdet zueignen
  • sie werden zueignen

Toekomende tijd I

  • ik zal toeëigenen
  • jij zult toeëigenen
  • hij/zij/het zal toeëigenen
  • wij zullen toeëigenen
  • jullie zullen toeëigenen
  • zij zullen toeëigenen

Futur II Indikativ

  • ich werde zugeeignet haben
  • du wirst zugeeignet haben
  • er/sie/es wird zugeeignet haben
  • wir werden zugeeignet haben
  • ihr werdet zugeeignet haben
  • sie werden zugeeignet haben

Toekomende tijd II

  • ik zal toegeëigend hebben
  • jij zult toegeëigend hebben
  • hij/zij/het zal toegeëigend hebben
  • wij zullen toegeëigend hebben
  • jullie zullen toegeëigend hebben
  • zij zullen toegeëigend hebben

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde zueignen
  • du würdest zueignen
  • er/sie/es würde zueignen
  • wir würden zueignen
  • ihr würdet zueignen
  • sie würden zueignen

Conditionalis I

  • ik zou toeëigenen
  • jij zou toeëigenen
  • hij/zij/het zou toeëigenen
  • wij zouden toeëigenen
  • jullie zouden toeëigenen
  • zij zouden toeëigenen

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde zugeeignet haben
  • du würdest zugeeignet haben
  • er/sie/es würde zugeeignet haben
  • wir würden zugeeignet haben
  • ihr würdet zugeeignet haben
  • sie würden zugeeignet haben

Conditionalis II

  • ik zou hebben toegeëigend
  • jij zou hebben toegeëigend
  • hij/zij/het zou hebben toegeëigend
  • wij zouden hebben toegeëigend
  • jullie zouden hebben toegeëigend
  • zij zouden hebben toegeëigend

Imperativ

  • du eigne zu
  • ihr eignet zu

Imperatief

  • jij eigen toe
  • jullie eigent toe