Vervoeging van do
Onbepaalde wijs (infinitief): to do
Engels
Nederlands
Present
- I do
- you do
- he/she/it does
- we do
- you do
- they do
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik drijf
- jij drijft
- hij/zij/het drijft
- wij drijven
- jullie drijven
- zij drijven
Simple past
- I did
- you did
- he/she/it did
- we did
- you did
- they did
Onvoltooid verleden tijd
- ik dreef
- jij dreef
- hij/zij/het dreef
- wij dreven
- jullie dreven
- zij dreven
Present perfect
- I have done
- you have done
- he/she/it has done
- we have done
- you have done
- they have done
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gedreven
- jij hebt gedreven
- hij/zij/het heeft gedreven
- wij hebben gedreven
- jullie hebben gedreven
- zij hebben gedreven
Past perfect
- I had done
- you had done
- he/she/it had done
- we had done
- you had done
- they had done
Voltooid verleden tijd
- ik had gedreven
- jij had gedreven
- hij/zij/het had gedreven
- wij hadden gedreven
- jullie hadden gedreven
- zij hadden gedreven
Future
- I will do
- you will do
- he/she/it will do
- we will do
- you will do
- they will do
Toekomende tijd I
- ik zal drijven
- jij zult drijven
- hij/zij/het zal drijven
- wij zullen drijven
- jullie zullen drijven
- zij zullen drijven
Future perfect
- I will have done
- you will have done
- he/she/it will have done
- we will have done
- you will have done
- they will have done
Toekomende tijd II
- ik zal gedreven hebben
- jij zult gedreven hebben
- hij/zij/het zal gedreven hebben
- wij zullen gedreven hebben
- jullie zullen gedreven hebben
- zij zullen gedreven hebben
Conditional present
- I would do
- you would do
- he/she/it would do
- we would do
- you would do
- they would do
Conditionalis I
- ik zou drijven
- jij zou drijven
- hij/zij/het zou drijven
- wij zouden drijven
- jullie zouden drijven
- zij zouden drijven
Conditional perfect
- I would have done
- you would have done
- he/she/it would have done
- we would have done
- you would have done
- they would have done
Conditionalis II
- ik zou hebben gedreven
- jij zou hebben gedreven
- hij/zij/het zou hebben gedreven
- wij zouden hebben gedreven
- jullie zouden hebben gedreven
- zij zouden hebben gedreven
Imperative
- you do
- you do
Imperatief
- jij drijf
- jullie drijft