Vervoeging van thin

Engels

Nederlands

Present

  • I thin
  • you thin
  • he/she/it thins
  • we thin
  • you thin
  • they thin

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bak in
  • jij bakt in
  • hij/zij/het bakt in
  • wij bakken in
  • jullie bakken in
  • zij bakken in

Simple past

  • I thinned
  • you thinned
  • he/she/it thinned
  • we thinned
  • you thinned
  • they thinned

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bakte in
  • jij bakte in
  • hij/zij/het bakte in
  • wij bakten in
  • jullie bakten in
  • zij bakten in

Present perfect

  • I have thinned
  • you have thinned
  • he/she/it has thinned
  • we have thinned
  • you have thinned
  • they have thinned

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingebakken
  • jij hebt ingebakken
  • hij/zij/het heeft ingebakken
  • wij hebben ingebakken
  • jullie hebben ingebakken
  • zij hebben ingebakken

Past perfect

  • I had thinned
  • you had thinned
  • he/she/it had thinned
  • we had thinned
  • you had thinned
  • they had thinned

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingebakken
  • jij had ingebakken
  • hij/zij/het had ingebakken
  • wij hadden ingebakken
  • jullie hadden ingebakken
  • zij hadden ingebakken

Future

  • I will thin
  • you will thin
  • he/she/it will thin
  • we will thin
  • you will thin
  • they will thin

Toekomende tijd I

  • ik zal inbakken
  • jij zult inbakken
  • hij/zij/het zal inbakken
  • wij zullen inbakken
  • jullie zullen inbakken
  • zij zullen inbakken

Future perfect

  • I will have thinned
  • you will have thinned
  • he/she/it will have thinned
  • we will have thinned
  • you will have thinned
  • they will have thinned

Toekomende tijd II

  • ik zal ingebakken hebben
  • jij zult ingebakken hebben
  • hij/zij/het zal ingebakken hebben
  • wij zullen ingebakken hebben
  • jullie zullen ingebakken hebben
  • zij zullen ingebakken hebben

Conditional present

  • I would thin
  • you would thin
  • he/she/it would thin
  • we would thin
  • you would thin
  • they would thin

Conditionalis I

  • ik zou inbakken
  • jij zou inbakken
  • hij/zij/het zou inbakken
  • wij zouden inbakken
  • jullie zouden inbakken
  • zij zouden inbakken

Conditional perfect

  • I would have thinned
  • you would have thinned
  • he/she/it would have thinned
  • we would have thinned
  • you would have thinned
  • they would have thinned

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingebakken
  • jij zou hebben ingebakken
  • hij/zij/het zou hebben ingebakken
  • wij zouden hebben ingebakken
  • jullie zouden hebben ingebakken
  • zij zouden hebben ingebakken

Imperative

  • you thin
  • you thin

Imperatief

  • jij bak in
  • jullie bakt in

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van thin