Vervoeging van bud
Onbepaalde wijs (infinitief): to bud
Engels
Nederlands
Present
- I bud
- you bud
- he/she/it buds
- we bud
- you bud
- they bud
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik oculeer
- jij oculeert
- hij/zij/het oculeert
- wij oculeren
- jullie oculeren
- zij oculeren
Simple past
- I budded
- you budded
- he/she/it budded
- we budded
- you budded
- they budded
Onvoltooid verleden tijd
- ik oculeerde
- jij oculeerde
- hij/zij/het oculeerde
- wij oculeerden
- jullie oculeerden
- zij oculeerden
Present perfect
- I have budded
- you have budded
- he/she/it has budded
- we have budded
- you have budded
- they have budded
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geöculeerd
- jij hebt geöculeerd
- hij/zij/het heeft geöculeerd
- wij hebben geöculeerd
- jullie hebben geöculeerd
- zij hebben geöculeerd
Past perfect
- I had budded
- you had budded
- he/she/it had budded
- we had budded
- you had budded
- they had budded
Voltooid verleden tijd
- ik had geöculeerd
- jij had geöculeerd
- hij/zij/het had geöculeerd
- wij hadden geöculeerd
- jullie hadden geöculeerd
- zij hadden geöculeerd
Future
- I will bud
- you will bud
- he/she/it will bud
- we will bud
- you will bud
- they will bud
Toekomende tijd I
- ik zal oculeren
- jij zult oculeren
- hij/zij/het zal oculeren
- wij zullen oculeren
- jullie zullen oculeren
- zij zullen oculeren
Future perfect
- I will have budded
- you will have budded
- he/she/it will have budded
- we will have budded
- you will have budded
- they will have budded
Toekomende tijd II
- ik zal geöculeerd hebben
- jij zult geöculeerd hebben
- hij/zij/het zal geöculeerd hebben
- wij zullen geöculeerd hebben
- jullie zullen geöculeerd hebben
- zij zullen geöculeerd hebben
Conditional present
- I would bud
- you would bud
- he/she/it would bud
- we would bud
- you would bud
- they would bud
Conditionalis I
- ik zou oculeren
- jij zou oculeren
- hij/zij/het zou oculeren
- wij zouden oculeren
- jullie zouden oculeren
- zij zouden oculeren
Conditional perfect
- I would have budded
- you would have budded
- he/she/it would have budded
- we would have budded
- you would have budded
- they would have budded
Conditionalis II
- ik zou hebben geöculeerd
- jij zou hebben geöculeerd
- hij/zij/het zou hebben geöculeerd
- wij zouden hebben geöculeerd
- jullie zouden hebben geöculeerd
- zij zouden hebben geöculeerd
Imperative
- you bud
- you bud
Imperatief
- jij oculeer
- jullie oculeert