Engels

Nederlands

Present

  • I hold
  • you hold
  • he/she/it holds
  • we hold
  • you hold
  • they hold

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik sanctioneer
  • jij sanctioneert
  • hij/zij/het sanctioneert
  • wij sanctioneren
  • jullie sanctioneren
  • zij sanctioneren

Simple past

  • I held
  • you held
  • he/she/it held
  • we held
  • you held
  • they held

Onvoltooid verleden tijd

  • ik sanctioneerde
  • jij sanctioneerde
  • hij/zij/het sanctioneerde
  • wij sanctioneerden
  • jullie sanctioneerden
  • zij sanctioneerden

Present perfect

  • I have held
  • you have held
  • he/she/it has held
  • we have held
  • you have held
  • they have held

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesanctioneerd
  • jij hebt gesanctioneerd
  • hij/zij/het heeft gesanctioneerd
  • wij hebben gesanctioneerd
  • jullie hebben gesanctioneerd
  • zij hebben gesanctioneerd

Past perfect

  • I had held
  • you had held
  • he/she/it had held
  • we had held
  • you had held
  • they had held

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesanctioneerd
  • jij had gesanctioneerd
  • hij/zij/het had gesanctioneerd
  • wij hadden gesanctioneerd
  • jullie hadden gesanctioneerd
  • zij hadden gesanctioneerd

Future

  • I will hold
  • you will hold
  • he/she/it will hold
  • we will hold
  • you will hold
  • they will hold

Toekomende tijd I

  • ik zal sanctioneren
  • jij zult sanctioneren
  • hij/zij/het zal sanctioneren
  • wij zullen sanctioneren
  • jullie zullen sanctioneren
  • zij zullen sanctioneren

Future perfect

  • I will have held
  • you will have held
  • he/she/it will have held
  • we will have held
  • you will have held
  • they will have held

Toekomende tijd II

  • ik zal gesanctioneerd hebben
  • jij zult gesanctioneerd hebben
  • hij/zij/het zal gesanctioneerd hebben
  • wij zullen gesanctioneerd hebben
  • jullie zullen gesanctioneerd hebben
  • zij zullen gesanctioneerd hebben

Conditional present

  • I would hold
  • you would hold
  • he/she/it would hold
  • we would hold
  • you would hold
  • they would hold

Conditionalis I

  • ik zou sanctioneren
  • jij zou sanctioneren
  • hij/zij/het zou sanctioneren
  • wij zouden sanctioneren
  • jullie zouden sanctioneren
  • zij zouden sanctioneren

Conditional perfect

  • I would have held
  • you would have held
  • he/she/it would have held
  • we would have held
  • you would have held
  • they would have held

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesanctioneerd
  • jij zou hebben gesanctioneerd
  • hij/zij/het zou hebben gesanctioneerd
  • wij zouden hebben gesanctioneerd
  • jullie zouden hebben gesanctioneerd
  • zij zouden hebben gesanctioneerd

Imperative

  • you hold
  • you hold

Imperatief

  • jij sanctioneer
  • jullie sanctioneert

Verwijzingen

Bekijk 35 definitie(s) van hold