Vervoeging van whirl
Onbepaalde wijs (infinitief): to whirl
Engels
Nederlands
Present
- I whirl
- you whirl
- he/she/it whirls
- we whirl
- you whirl
- they whirl
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik tol
- jij tolt
- hij/zij/het tolt
- wij tollen
- jullie tollen
- zij tollen
Simple past
- I whirled
- you whirled
- he/she/it whirled
- we whirled
- you whirled
- they whirled
Onvoltooid verleden tijd
- ik tolde
- jij tolde
- hij/zij/het tolde
- wij tolden
- jullie tolden
- zij tolden
Present perfect
- I have whirled
- you have whirled
- he/she/it has whirled
- we have whirled
- you have whirled
- they have whirled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb getold
- jij hebt getold
- hij/zij/het heeft getold
- wij hebben getold
- jullie hebben getold
- zij hebben getold
Past perfect
- I had whirled
- you had whirled
- he/she/it had whirled
- we had whirled
- you had whirled
- they had whirled
Voltooid verleden tijd
- ik had getold
- jij had getold
- hij/zij/het had getold
- wij hadden getold
- jullie hadden getold
- zij hadden getold
Future
- I will whirl
- you will whirl
- he/she/it will whirl
- we will whirl
- you will whirl
- they will whirl
Toekomende tijd I
- ik zal tollen
- jij zult tollen
- hij/zij/het zal tollen
- wij zullen tollen
- jullie zullen tollen
- zij zullen tollen
Future perfect
- I will have whirled
- you will have whirled
- he/she/it will have whirled
- we will have whirled
- you will have whirled
- they will have whirled
Toekomende tijd II
- ik zal getold hebben
- jij zult getold hebben
- hij/zij/het zal getold hebben
- wij zullen getold hebben
- jullie zullen getold hebben
- zij zullen getold hebben
Conditional present
- I would whirl
- you would whirl
- he/she/it would whirl
- we would whirl
- you would whirl
- they would whirl
Conditionalis I
- ik zou tollen
- jij zou tollen
- hij/zij/het zou tollen
- wij zouden tollen
- jullie zouden tollen
- zij zouden tollen
Conditional perfect
- I would have whirled
- you would have whirled
- he/she/it would have whirled
- we would have whirled
- you would have whirled
- they would have whirled
Conditionalis II
- ik zou hebben getold
- jij zou hebben getold
- hij/zij/het zou hebben getold
- wij zouden hebben getold
- jullie zouden hebben getold
- zij zouden hebben getold
Imperative
- you whirl
- you whirl
Imperatief
- jij tol
- jullie tolt