Engels

Nederlands

Present

  • I adhere
  • you adhere
  • he/she/it adheres
  • we adhere
  • you adhere
  • they adhere

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik klit
  • jij klit
  • hij/zij/het klit
  • wij klitten
  • jullie klitten
  • zij klitten

Simple past

  • I adhered
  • you adhered
  • he/she/it adhered
  • we adhered
  • you adhered
  • they adhered

Onvoltooid verleden tijd

  • ik klitte
  • jij klitte
  • hij/zij/het klitte
  • wij klitten
  • jullie klitten
  • zij klitten

Present perfect

  • I have adhered
  • you have adhered
  • he/she/it has adhered
  • we have adhered
  • you have adhered
  • they have adhered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geklit
  • jij hebt geklit
  • hij/zij/het heeft geklit
  • wij hebben geklit
  • jullie hebben geklit
  • zij hebben geklit

Past perfect

  • I had adhered
  • you had adhered
  • he/she/it had adhered
  • we had adhered
  • you had adhered
  • they had adhered

Voltooid verleden tijd

  • ik had geklit
  • jij had geklit
  • hij/zij/het had geklit
  • wij hadden geklit
  • jullie hadden geklit
  • zij hadden geklit

Future

  • I will adhere
  • you will adhere
  • he/she/it will adhere
  • we will adhere
  • you will adhere
  • they will adhere

Toekomende tijd I

  • ik zal klitten
  • jij zult klitten
  • hij/zij/het zal klitten
  • wij zullen klitten
  • jullie zullen klitten
  • zij zullen klitten

Future perfect

  • I will have adhered
  • you will have adhered
  • he/she/it will have adhered
  • we will have adhered
  • you will have adhered
  • they will have adhered

Toekomende tijd II

  • ik zal geklit hebben
  • jij zult geklit hebben
  • hij/zij/het zal geklit hebben
  • wij zullen geklit hebben
  • jullie zullen geklit hebben
  • zij zullen geklit hebben

Conditional present

  • I would adhere
  • you would adhere
  • he/she/it would adhere
  • we would adhere
  • you would adhere
  • they would adhere

Conditionalis I

  • ik zou klitten
  • jij zou klitten
  • hij/zij/het zou klitten
  • wij zouden klitten
  • jullie zouden klitten
  • zij zouden klitten

Conditional perfect

  • I would have adhered
  • you would have adhered
  • he/she/it would have adhered
  • we would have adhered
  • you would have adhered
  • they would have adhered

Conditionalis II

  • ik zou hebben geklit
  • jij zou hebben geklit
  • hij/zij/het zou hebben geklit
  • wij zouden hebben geklit
  • jullie zouden hebben geklit
  • zij zouden hebben geklit

Imperative

  • you adhere
  • you adhere

Imperatief

  • jij klit
  • jullie klit

Verwijzingen

Bekijk 11 definitie(s) van adhere