Vervoeging van adulate
Onbepaalde wijs (infinitief): to adulate
Engels
Nederlands
Present
- I adulate
- you adulate
- he/she/it adulates
- we adulate
- you adulate
- they adulate
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vlei
- jij vleit
- hij/zij/het vleit
- wij vleien
- jullie vleien
- zij vleien
Simple past
- I adulated
- you adulated
- he/she/it adulated
- we adulated
- you adulated
- they adulated
Onvoltooid verleden tijd
- ik vleide
- jij vleide
- hij/zij/het vleide
- wij vleiden
- jullie vleiden
- zij vleiden
Present perfect
- I have adulated
- you have adulated
- he/she/it has adulated
- we have adulated
- you have adulated
- they have adulated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gevleid
- jij hebt gevleid
- hij/zij/het heeft gevleid
- wij hebben gevleid
- jullie hebben gevleid
- zij hebben gevleid
Past perfect
- I had adulated
- you had adulated
- he/she/it had adulated
- we had adulated
- you had adulated
- they had adulated
Voltooid verleden tijd
- ik had gevleid
- jij had gevleid
- hij/zij/het had gevleid
- wij hadden gevleid
- jullie hadden gevleid
- zij hadden gevleid
Future
- I will adulate
- you will adulate
- he/she/it will adulate
- we will adulate
- you will adulate
- they will adulate
Toekomende tijd I
- ik zal vleien
- jij zult vleien
- hij/zij/het zal vleien
- wij zullen vleien
- jullie zullen vleien
- zij zullen vleien
Future perfect
- I will have adulated
- you will have adulated
- he/she/it will have adulated
- we will have adulated
- you will have adulated
- they will have adulated
Toekomende tijd II
- ik zal gevleid hebben
- jij zult gevleid hebben
- hij/zij/het zal gevleid hebben
- wij zullen gevleid hebben
- jullie zullen gevleid hebben
- zij zullen gevleid hebben
Conditional present
- I would adulate
- you would adulate
- he/she/it would adulate
- we would adulate
- you would adulate
- they would adulate
Conditionalis I
- ik zou vleien
- jij zou vleien
- hij/zij/het zou vleien
- wij zouden vleien
- jullie zouden vleien
- zij zouden vleien
Conditional perfect
- I would have adulated
- you would have adulated
- he/she/it would have adulated
- we would have adulated
- you would have adulated
- they would have adulated
Conditionalis II
- ik zou hebben gevleid
- jij zou hebben gevleid
- hij/zij/het zou hebben gevleid
- wij zouden hebben gevleid
- jullie zouden hebben gevleid
- zij zouden hebben gevleid
Imperative
- you adulate
- you adulate
Imperatief
- jij vlei
- jullie vleit