Vervoeging van affect
Onbepaalde wijs (infinitief): to affect
Engels
Nederlands
Present
- I affect
- you affect
- he/she/it affects
- we affect
- you affect
- they affect
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik grijp aan
- jij grijpt aan
- hij/zij/het grijpt aan
- wij grijpen aan
- jullie grijpen aan
- zij grijpen aan
Simple past
- I affected
- you affected
- he/she/it affected
- we affected
- you affected
- they affected
Onvoltooid verleden tijd
- ik greep aan
- jij greep aan
- hij/zij/het greep aan
- wij grepen aan
- jullie grepen aan
- zij grepen aan
Present perfect
- I have affected
- you have affected
- he/she/it has affected
- we have affected
- you have affected
- they have affected
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangegrepen
- jij hebt aangegrepen
- hij/zij/het heeft aangegrepen
- wij hebben aangegrepen
- jullie hebben aangegrepen
- zij hebben aangegrepen
Past perfect
- I had affected
- you had affected
- he/she/it had affected
- we had affected
- you had affected
- they had affected
Voltooid verleden tijd
- ik had aangegrepen
- jij had aangegrepen
- hij/zij/het had aangegrepen
- wij hadden aangegrepen
- jullie hadden aangegrepen
- zij hadden aangegrepen
Future
- I will affect
- you will affect
- he/she/it will affect
- we will affect
- you will affect
- they will affect
Toekomende tijd I
- ik zal aangrijpen
- jij zult aangrijpen
- hij/zij/het zal aangrijpen
- wij zullen aangrijpen
- jullie zullen aangrijpen
- zij zullen aangrijpen
Future perfect
- I will have affected
- you will have affected
- he/she/it will have affected
- we will have affected
- you will have affected
- they will have affected
Toekomende tijd II
- ik zal aangegrepen hebben
- jij zult aangegrepen hebben
- hij/zij/het zal aangegrepen hebben
- wij zullen aangegrepen hebben
- jullie zullen aangegrepen hebben
- zij zullen aangegrepen hebben
Conditional present
- I would affect
- you would affect
- he/she/it would affect
- we would affect
- you would affect
- they would affect
Conditionalis I
- ik zou aangrijpen
- jij zou aangrijpen
- hij/zij/het zou aangrijpen
- wij zouden aangrijpen
- jullie zouden aangrijpen
- zij zouden aangrijpen
Conditional perfect
- I would have affected
- you would have affected
- he/she/it would have affected
- we would have affected
- you would have affected
- they would have affected
Conditionalis II
- ik zou hebben aangegrepen
- jij zou hebben aangegrepen
- hij/zij/het zou hebben aangegrepen
- wij zouden hebben aangegrepen
- jullie zouden hebben aangegrepen
- zij zouden hebben aangegrepen
Imperative
- you affect
- you affect
Imperatief
- jij grijp aan
- jullie grijpt aan