Vervoeging van ally
Onbepaalde wijs (infinitief): to ally
Engels
Nederlands
Present
- I ally
- you ally
- he/she/it allies
- we ally
- you ally
- they ally
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verbind
- jij verbindt
- hij/zij/het verbindt
- wij verbinden
- jullie verbinden
- zij verbinden
Simple past
- I allied
- you allied
- he/she/it allied
- we allied
- you allied
- they allied
Onvoltooid verleden tijd
- ik verbond
- jij verbond
- hij/zij/het verbond
- wij verbonden
- jullie verbonden
- zij verbonden
Present perfect
- I have allied
- you have allied
- he/she/it has allied
- we have allied
- you have allied
- they have allied
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verbonden
- jij hebt verbonden
- hij/zij/het heeft verbonden
- wij hebben verbonden
- jullie hebben verbonden
- zij hebben verbonden
Past perfect
- I had allied
- you had allied
- he/she/it had allied
- we had allied
- you had allied
- they had allied
Voltooid verleden tijd
- ik had verbonden
- jij had verbonden
- hij/zij/het had verbonden
- wij hadden verbonden
- jullie hadden verbonden
- zij hadden verbonden
Future
- I will ally
- you will ally
- he/she/it will ally
- we will ally
- you will ally
- they will ally
Toekomende tijd I
- ik zal verbinden
- jij zult verbinden
- hij/zij/het zal verbinden
- wij zullen verbinden
- jullie zullen verbinden
- zij zullen verbinden
Future perfect
- I will have allied
- you will have allied
- he/she/it will have allied
- we will have allied
- you will have allied
- they will have allied
Toekomende tijd II
- ik zal verbonden hebben
- jij zult verbonden hebben
- hij/zij/het zal verbonden hebben
- wij zullen verbonden hebben
- jullie zullen verbonden hebben
- zij zullen verbonden hebben
Conditional present
- I would ally
- you would ally
- he/she/it would ally
- we would ally
- you would ally
- they would ally
Conditionalis I
- ik zou verbinden
- jij zou verbinden
- hij/zij/het zou verbinden
- wij zouden verbinden
- jullie zouden verbinden
- zij zouden verbinden
Conditional perfect
- I would have allied
- you would have allied
- he/she/it would have allied
- we would have allied
- you would have allied
- they would have allied
Conditionalis II
- ik zou hebben verbonden
- jij zou hebben verbonden
- hij/zij/het zou hebben verbonden
- wij zouden hebben verbonden
- jullie zouden hebben verbonden
- zij zouden hebben verbonden
Imperative
- you ally
- you ally
Imperatief
- jij verbind
- jullie verbindt