Vervoeging van aver
Onbepaalde wijs (infinitief): to aver
Engels
Nederlands
Present
- I aver
- you aver
- he/she/it avers
- we aver
- you aver
- they aver
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beweer
- jij beweert
- hij/zij/het beweert
- wij beweren
- jullie beweren
- zij beweren
Simple past
- I avered
- you avered
- he/she/it avered
- we avered
- you avered
- they avered
Onvoltooid verleden tijd
- ik beweerde
- jij beweerde
- hij/zij/het beweerde
- wij beweerden
- jullie beweerden
- zij beweerden
Present perfect
- I have avered
- you have avered
- he/she/it has avered
- we have avered
- you have avered
- they have avered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beweerd
- jij hebt beweerd
- hij/zij/het heeft beweerd
- wij hebben beweerd
- jullie hebben beweerd
- zij hebben beweerd
Past perfect
- I had avered
- you had avered
- he/she/it had avered
- we had avered
- you had avered
- they had avered
Voltooid verleden tijd
- ik had beweerd
- jij had beweerd
- hij/zij/het had beweerd
- wij hadden beweerd
- jullie hadden beweerd
- zij hadden beweerd
Future
- I will aver
- you will aver
- he/she/it will aver
- we will aver
- you will aver
- they will aver
Toekomende tijd I
- ik zal beweren
- jij zult beweren
- hij/zij/het zal beweren
- wij zullen beweren
- jullie zullen beweren
- zij zullen beweren
Future perfect
- I will have avered
- you will have avered
- he/she/it will have avered
- we will have avered
- you will have avered
- they will have avered
Toekomende tijd II
- ik zal beweerd hebben
- jij zult beweerd hebben
- hij/zij/het zal beweerd hebben
- wij zullen beweerd hebben
- jullie zullen beweerd hebben
- zij zullen beweerd hebben
Conditional present
- I would aver
- you would aver
- he/she/it would aver
- we would aver
- you would aver
- they would aver
Conditionalis I
- ik zou beweren
- jij zou beweren
- hij/zij/het zou beweren
- wij zouden beweren
- jullie zouden beweren
- zij zouden beweren
Conditional perfect
- I would have avered
- you would have avered
- he/she/it would have avered
- we would have avered
- you would have avered
- they would have avered
Conditionalis II
- ik zou hebben beweerd
- jij zou hebben beweerd
- hij/zij/het zou hebben beweerd
- wij zouden hebben beweerd
- jullie zouden hebben beweerd
- zij zouden hebben beweerd
Imperative
- you aver
- you aver
Imperatief
- jij beweer
- jullie beweert