Vervoeging van awake
Onbepaalde wijs (infinitief): to awake
Engels
Nederlands
Present
- I awake
- you awake
- he/she/it awakes
- we awake
- you awake
- they awake
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontwaak
- jij ontwaakt
- hij/zij/het ontwaakt
- wij ontwaken
- jullie ontwaken
- zij ontwaken
Simple past
- I awaked; awoke
- you awaked; awoke
- he/she/it awaked; awoke
- we awaked; awoke
- you awaked; awoke
- they awaked; awoke
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontwaakte
- jij ontwaakte
- hij/zij/het ontwaakte
- wij ontwaakten
- jullie ontwaakten
- zij ontwaakten
Present perfect
- I have awaked; awoken; awoke
- you have awaked; awoken; awoke
- he/she/it has awaked; awoken; awoke
- we have awaked; awoken; awoke
- you have awaked; awoken; awoke
- they have awaked; awoken; awoke
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben ontwaakt
- jij bent ontwaakt
- hij/zij/het is ontwaakt
- wij zijn ontwaakt
- jullie zijn ontwaakt
- zij zijn ontwaakt
Past perfect
- I had awaked; awoken; awoke
- you had awaked; awoken; awoke
- he/she/it had awaked; awoken; awoke
- we had awaked; awoken; awoke
- you had awaked; awoken; awoke
- they had awaked; awoken; awoke
Voltooid verleden tijd
- ik was ontwaakt
- jij was ontwaakt
- hij/zij/het was ontwaakt
- wij waren ontwaakt
- jullie waren ontwaakt
- zij waren ontwaakt
Future
- I will awake
- you will awake
- he/she/it will awake
- we will awake
- you will awake
- they will awake
Toekomende tijd I
- ik zal ontwaken
- jij zult ontwaken
- hij/zij/het zal ontwaken
- wij zullen ontwaken
- jullie zullen ontwaken
- zij zullen ontwaken
Future perfect
- I will have awaked; awoken; awoke
- you will have awaked; awoken; awoke
- he/she/it will have awaked; awoken; awoke
- we will have awaked; awoken; awoke
- you will have awaked; awoken; awoke
- they will have awaked; awoken; awoke
Toekomende tijd II
- ik zal ontwaakt zijn
- jij zult ontwaakt zijn
- hij/zij/het zal ontwaakt zijn
- wij zullen ontwaakt zijn
- jullie zullen ontwaakt zijn
- zij zullen ontwaakt zijn
Conditional present
- I would awake
- you would awake
- he/she/it would awake
- we would awake
- you would awake
- they would awake
Conditionalis I
- ik zou ontwaken
- jij zou ontwaken
- hij/zij/het zou ontwaken
- wij zouden ontwaken
- jullie zouden ontwaken
- zij zouden ontwaken
Conditional perfect
- I would have awaked; awoken; awoke
- you would have awaked; awoken; awoke
- he/she/it would have awaked; awoken; awoke
- we would have awaked; awoken; awoke
- you would have awaked; awoken; awoke
- they would have awaked; awoken; awoke
Conditionalis II
- ik zou zijn ontwaakt
- jij zou zijn ontwaakt
- hij/zij/het zou zijn ontwaakt
- wij zouden zijn ontwaakt
- jullie zouden zijn ontwaakt
- zij zouden zijn ontwaakt
Imperative
- you awake
- you awake
Imperatief
- jij ontwaak
- jullie ontwaakt