Vervoeging van bask
Onbepaalde wijs (infinitief): to bask
Engels
Nederlands
Present
- I bask
- you bask
- he/she/it basks
- we bask
- you bask
- they bask
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lig open
- jij ligt open
- hij/zij/het ligt open
- wij liggen open
- jullie liggen open
- zij liggen open
Simple past
- I basked
- you basked
- he/she/it basked
- we basked
- you basked
- they basked
Onvoltooid verleden tijd
- ik lag open
- jij lag open
- hij/zij/het lag open
- wij lagen open
- jullie lagen open
- zij lagen open
Present perfect
- I have basked
- you have basked
- he/she/it has basked
- we have basked
- you have basked
- they have basked
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opengelegen
- jij hebt opengelegen
- hij/zij/het heeft opengelegen
- wij hebben opengelegen
- jullie hebben opengelegen
- zij hebben opengelegen
Past perfect
- I had basked
- you had basked
- he/she/it had basked
- we had basked
- you had basked
- they had basked
Voltooid verleden tijd
- ik had opengelegen
- jij had opengelegen
- hij/zij/het had opengelegen
- wij hadden opengelegen
- jullie hadden opengelegen
- zij hadden opengelegen
Future
- I will bask
- you will bask
- he/she/it will bask
- we will bask
- you will bask
- they will bask
Toekomende tijd I
- ik zal openliggen
- jij zult openliggen
- hij/zij/het zal openliggen
- wij zullen openliggen
- jullie zullen openliggen
- zij zullen openliggen
Future perfect
- I will have basked
- you will have basked
- he/she/it will have basked
- we will have basked
- you will have basked
- they will have basked
Toekomende tijd II
- ik zal opengelegen hebben
- jij zult opengelegen hebben
- hij/zij/het zal opengelegen hebben
- wij zullen opengelegen hebben
- jullie zullen opengelegen hebben
- zij zullen opengelegen hebben
Conditional present
- I would bask
- you would bask
- he/she/it would bask
- we would bask
- you would bask
- they would bask
Conditionalis I
- ik zou openliggen
- jij zou openliggen
- hij/zij/het zou openliggen
- wij zouden openliggen
- jullie zouden openliggen
- zij zouden openliggen
Conditional perfect
- I would have basked
- you would have basked
- he/she/it would have basked
- we would have basked
- you would have basked
- they would have basked
Conditionalis II
- ik zou hebben opengelegen
- jij zou hebben opengelegen
- hij/zij/het zou hebben opengelegen
- wij zouden hebben opengelegen
- jullie zouden hebben opengelegen
- zij zouden hebben opengelegen
Imperative
- you bask
- you bask
Imperatief
- jij lig open
- jullie ligt open