Vervoeging van benumb
Onbepaalde wijs (infinitief): to benumb
Engels
Nederlands
Present
- I benumb
- you benumb
- he/she/it benumbs
- we benumb
- you benumb
- they benumb
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik versuf
- jij versuft
- hij/zij/het versuft
- wij versuffen
- jullie versuffen
- zij versuffen
Simple past
- I benumbed
- you benumbed
- he/she/it benumbed
- we benumbed
- you benumbed
- they benumbed
Onvoltooid verleden tijd
- ik versufte
- jij versufte
- hij/zij/het versufte
- wij versuften
- jullie versuften
- zij versuften
Present perfect
- I have benumbed
- you have benumbed
- he/she/it has benumbed
- we have benumbed
- you have benumbed
- they have benumbed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb versuft
- jij hebt versuft
- hij/zij/het heeft versuft
- wij hebben versuft
- jullie hebben versuft
- zij hebben versuft
Past perfect
- I had benumbed
- you had benumbed
- he/she/it had benumbed
- we had benumbed
- you had benumbed
- they had benumbed
Voltooid verleden tijd
- ik had versuft
- jij had versuft
- hij/zij/het had versuft
- wij hadden versuft
- jullie hadden versuft
- zij hadden versuft
Future
- I will benumb
- you will benumb
- he/she/it will benumb
- we will benumb
- you will benumb
- they will benumb
Toekomende tijd I
- ik zal versuffen
- jij zult versuffen
- hij/zij/het zal versuffen
- wij zullen versuffen
- jullie zullen versuffen
- zij zullen versuffen
Future perfect
- I will have benumbed
- you will have benumbed
- he/she/it will have benumbed
- we will have benumbed
- you will have benumbed
- they will have benumbed
Toekomende tijd II
- ik zal versuft hebben
- jij zult versuft hebben
- hij/zij/het zal versuft hebben
- wij zullen versuft hebben
- jullie zullen versuft hebben
- zij zullen versuft hebben
Conditional present
- I would benumb
- you would benumb
- he/she/it would benumb
- we would benumb
- you would benumb
- they would benumb
Conditionalis I
- ik zou versuffen
- jij zou versuffen
- hij/zij/het zou versuffen
- wij zouden versuffen
- jullie zouden versuffen
- zij zouden versuffen
Conditional perfect
- I would have benumbed
- you would have benumbed
- he/she/it would have benumbed
- we would have benumbed
- you would have benumbed
- they would have benumbed
Conditionalis II
- ik zou hebben versuft
- jij zou hebben versuft
- hij/zij/het zou hebben versuft
- wij zouden hebben versuft
- jullie zouden hebben versuft
- zij zouden hebben versuft
Imperative
- you benumb
- you benumb
Imperatief
- jij versuf
- jullie versuft