Vervoeging van bill

Engels

Nederlands

Present

  • I bill
  • you bill
  • he/she/it bills
  • we bill
  • you bill
  • they bill

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik plak aan
  • jij plakt aan
  • hij/zij/het plakt aan
  • wij plakken aan
  • jullie plakken aan
  • zij plakken aan

Simple past

  • I billed
  • you billed
  • he/she/it billed
  • we billed
  • you billed
  • they billed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik plakte aan
  • jij plakte aan
  • hij/zij/het plakte aan
  • wij plakten aan
  • jullie plakten aan
  • zij plakten aan

Present perfect

  • I have billed
  • you have billed
  • he/she/it has billed
  • we have billed
  • you have billed
  • they have billed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangeplakt
  • jij hebt aangeplakt
  • hij/zij/het heeft aangeplakt
  • wij hebben aangeplakt
  • jullie hebben aangeplakt
  • zij hebben aangeplakt

Past perfect

  • I had billed
  • you had billed
  • he/she/it had billed
  • we had billed
  • you had billed
  • they had billed

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangeplakt
  • jij had aangeplakt
  • hij/zij/het had aangeplakt
  • wij hadden aangeplakt
  • jullie hadden aangeplakt
  • zij hadden aangeplakt

Future

  • I will bill
  • you will bill
  • he/she/it will bill
  • we will bill
  • you will bill
  • they will bill

Toekomende tijd I

  • ik zal aanplakken
  • jij zult aanplakken
  • hij/zij/het zal aanplakken
  • wij zullen aanplakken
  • jullie zullen aanplakken
  • zij zullen aanplakken

Future perfect

  • I will have billed
  • you will have billed
  • he/she/it will have billed
  • we will have billed
  • you will have billed
  • they will have billed

Toekomende tijd II

  • ik zal aangeplakt hebben
  • jij zult aangeplakt hebben
  • hij/zij/het zal aangeplakt hebben
  • wij zullen aangeplakt hebben
  • jullie zullen aangeplakt hebben
  • zij zullen aangeplakt hebben

Conditional present

  • I would bill
  • you would bill
  • he/she/it would bill
  • we would bill
  • you would bill
  • they would bill

Conditionalis I

  • ik zou aanplakken
  • jij zou aanplakken
  • hij/zij/het zou aanplakken
  • wij zouden aanplakken
  • jullie zouden aanplakken
  • zij zouden aanplakken

Conditional perfect

  • I would have billed
  • you would have billed
  • he/she/it would have billed
  • we would have billed
  • you would have billed
  • they would have billed

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangeplakt
  • jij zou hebben aangeplakt
  • hij/zij/het zou hebben aangeplakt
  • wij zouden hebben aangeplakt
  • jullie zouden hebben aangeplakt
  • zij zouden hebben aangeplakt

Imperative

  • you bill
  • you bill

Imperatief

  • jij plak aan
  • jullie plakt aan

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van bill