Vervoeging van blab
Onbepaalde wijs (infinitief): to blab
41 alternatieve vertalingen
- afkletsen
- aflopen
- babbelen
- bazelen
- bezingen
- dagdromen
- dazen
- denonceren
- doorslaan
- ijlen
- kakelen
- keutelen
- keuvelen
- kleppen
- klessebessen
- kletsen
- kletsmeieren
- kouten
- kwebbelen
- kwekkebekken
- kwekken
- kwetteren
- leuteren
- lullen
- ohaën
- ouwehoeren
- overbrieven
- parlevinken
- raaskallen
- ratelen
- razen
- rellen
- snappen
- snateren
- tateren
- uitzingen
- verklikken
- voorzingen
- wauwelen
- zwammen
- zwetsen
Engels
Nederlands
Present
- I blab
- you blab
- he/she/it blabs
- we blab
- you blab
- they blab
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik fantaseer
- jij fantaseert
- hij/zij/het fantaseert
- wij fantaseren
- jullie fantaseren
- zij fantaseren
Simple past
- I blabbed
- you blabbed
- he/she/it blabbed
- we blabbed
- you blabbed
- they blabbed
Onvoltooid verleden tijd
- ik fantaseerde
- jij fantaseerde
- hij/zij/het fantaseerde
- wij fantaseerden
- jullie fantaseerden
- zij fantaseerden
Present perfect
- I have blabbed
- you have blabbed
- he/she/it has blabbed
- we have blabbed
- you have blabbed
- they have blabbed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gefantaseerd
- jij hebt gefantaseerd
- hij/zij/het heeft gefantaseerd
- wij hebben gefantaseerd
- jullie hebben gefantaseerd
- zij hebben gefantaseerd
Past perfect
- I had blabbed
- you had blabbed
- he/she/it had blabbed
- we had blabbed
- you had blabbed
- they had blabbed
Voltooid verleden tijd
- ik had gefantaseerd
- jij had gefantaseerd
- hij/zij/het had gefantaseerd
- wij hadden gefantaseerd
- jullie hadden gefantaseerd
- zij hadden gefantaseerd
Future
- I will blab
- you will blab
- he/she/it will blab
- we will blab
- you will blab
- they will blab
Toekomende tijd I
- ik zal fantaseren
- jij zult fantaseren
- hij/zij/het zal fantaseren
- wij zullen fantaseren
- jullie zullen fantaseren
- zij zullen fantaseren
Future perfect
- I will have blabbed
- you will have blabbed
- he/she/it will have blabbed
- we will have blabbed
- you will have blabbed
- they will have blabbed
Toekomende tijd II
- ik zal gefantaseerd hebben
- jij zult gefantaseerd hebben
- hij/zij/het zal gefantaseerd hebben
- wij zullen gefantaseerd hebben
- jullie zullen gefantaseerd hebben
- zij zullen gefantaseerd hebben
Conditional present
- I would blab
- you would blab
- he/she/it would blab
- we would blab
- you would blab
- they would blab
Conditionalis I
- ik zou fantaseren
- jij zou fantaseren
- hij/zij/het zou fantaseren
- wij zouden fantaseren
- jullie zouden fantaseren
- zij zouden fantaseren
Conditional perfect
- I would have blabbed
- you would have blabbed
- he/she/it would have blabbed
- we would have blabbed
- you would have blabbed
- they would have blabbed
Conditionalis II
- ik zou hebben gefantaseerd
- jij zou hebben gefantaseerd
- hij/zij/het zou hebben gefantaseerd
- wij zouden hebben gefantaseerd
- jullie zouden hebben gefantaseerd
- zij zouden hebben gefantaseerd
Imperative
- you blab
- you blab
Imperatief
- jij fantaseer
- jullie fantaseert