Vervoeging van capitulate
Onbepaalde wijs (infinitief): to capitulate
Engels
Nederlands
Present
- I capitulate
- you capitulate
- he/she/it capitulates
- we capitulate
- you capitulate
- they capitulate
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik capituleer
- jij capituleert
- hij/zij/het capituleert
- wij capituleren
- jullie capituleren
- zij capituleren
Simple past
- I capitulated
- you capitulated
- he/she/it capitulated
- we capitulated
- you capitulated
- they capitulated
Onvoltooid verleden tijd
- ik capituleerde
- jij capituleerde
- hij/zij/het capituleerde
- wij capituleerden
- jullie capituleerden
- zij capituleerden
Present perfect
- I have capitulated
- you have capitulated
- he/she/it has capitulated
- we have capitulated
- you have capitulated
- they have capitulated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecapituleerd
- jij hebt gecapituleerd
- hij/zij/het heeft gecapituleerd
- wij hebben gecapituleerd
- jullie hebben gecapituleerd
- zij hebben gecapituleerd
Past perfect
- I had capitulated
- you had capitulated
- he/she/it had capitulated
- we had capitulated
- you had capitulated
- they had capitulated
Voltooid verleden tijd
- ik had gecapituleerd
- jij had gecapituleerd
- hij/zij/het had gecapituleerd
- wij hadden gecapituleerd
- jullie hadden gecapituleerd
- zij hadden gecapituleerd
Future
- I will capitulate
- you will capitulate
- he/she/it will capitulate
- we will capitulate
- you will capitulate
- they will capitulate
Toekomende tijd I
- ik zal capituleren
- jij zult capituleren
- hij/zij/het zal capituleren
- wij zullen capituleren
- jullie zullen capituleren
- zij zullen capituleren
Future perfect
- I will have capitulated
- you will have capitulated
- he/she/it will have capitulated
- we will have capitulated
- you will have capitulated
- they will have capitulated
Toekomende tijd II
- ik zal gecapituleerd hebben
- jij zult gecapituleerd hebben
- hij/zij/het zal gecapituleerd hebben
- wij zullen gecapituleerd hebben
- jullie zullen gecapituleerd hebben
- zij zullen gecapituleerd hebben
Conditional present
- I would capitulate
- you would capitulate
- he/she/it would capitulate
- we would capitulate
- you would capitulate
- they would capitulate
Conditionalis I
- ik zou capituleren
- jij zou capituleren
- hij/zij/het zou capituleren
- wij zouden capituleren
- jullie zouden capituleren
- zij zouden capituleren
Conditional perfect
- I would have capitulated
- you would have capitulated
- he/she/it would have capitulated
- we would have capitulated
- you would have capitulated
- they would have capitulated
Conditionalis II
- ik zou hebben gecapituleerd
- jij zou hebben gecapituleerd
- hij/zij/het zou hebben gecapituleerd
- wij zouden hebben gecapituleerd
- jullie zouden hebben gecapituleerd
- zij zouden hebben gecapituleerd
Imperative
- you capitulate
- you capitulate
Imperatief
- jij capituleer
- jullie capituleert