Vervoeging van career

Engels

Nederlands

Present

  • I career
  • you career
  • he/she/it careers
  • we career
  • you career
  • they career

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik scheur
  • jij scheurt
  • hij/zij/het scheurt
  • wij scheuren
  • jullie scheuren
  • zij scheuren

Simple past

  • I careered
  • you careered
  • he/she/it careered
  • we careered
  • you careered
  • they careered

Onvoltooid verleden tijd

  • ik scheurde
  • jij scheurde
  • hij/zij/het scheurde
  • wij scheurden
  • jullie scheurden
  • zij scheurden

Present perfect

  • I have careered
  • you have careered
  • he/she/it has careered
  • we have careered
  • you have careered
  • they have careered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gescheurd
  • jij hebt gescheurd
  • hij/zij/het heeft gescheurd
  • wij hebben gescheurd
  • jullie hebben gescheurd
  • zij hebben gescheurd

Past perfect

  • I had careered
  • you had careered
  • he/she/it had careered
  • we had careered
  • you had careered
  • they had careered

Voltooid verleden tijd

  • ik had gescheurd
  • jij had gescheurd
  • hij/zij/het had gescheurd
  • wij hadden gescheurd
  • jullie hadden gescheurd
  • zij hadden gescheurd

Future

  • I will career
  • you will career
  • he/she/it will career
  • we will career
  • you will career
  • they will career

Toekomende tijd I

  • ik zal scheuren
  • jij zult scheuren
  • hij/zij/het zal scheuren
  • wij zullen scheuren
  • jullie zullen scheuren
  • zij zullen scheuren

Future perfect

  • I will have careered
  • you will have careered
  • he/she/it will have careered
  • we will have careered
  • you will have careered
  • they will have careered

Toekomende tijd II

  • ik zal gescheurd hebben
  • jij zult gescheurd hebben
  • hij/zij/het zal gescheurd hebben
  • wij zullen gescheurd hebben
  • jullie zullen gescheurd hebben
  • zij zullen gescheurd hebben

Conditional present

  • I would career
  • you would career
  • he/she/it would career
  • we would career
  • you would career
  • they would career

Conditionalis I

  • ik zou scheuren
  • jij zou scheuren
  • hij/zij/het zou scheuren
  • wij zouden scheuren
  • jullie zouden scheuren
  • zij zouden scheuren

Conditional perfect

  • I would have careered
  • you would have careered
  • he/she/it would have careered
  • we would have careered
  • you would have careered
  • they would have careered

Conditionalis II

  • ik zou hebben gescheurd
  • jij zou hebben gescheurd
  • hij/zij/het zou hebben gescheurd
  • wij zouden hebben gescheurd
  • jullie zouden hebben gescheurd
  • zij zouden hebben gescheurd

Imperative

  • you career
  • you career

Imperatief

  • jij scheur
  • jullie scheurt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van career