Vervoeging van catalogue
Onbepaalde wijs (infinitief): to catalogue
Engels
Nederlands
Present
- I catalogue
- you catalogue
- he/she/it catalogues
- we catalogue
- you catalogue
- they catalogue
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik catalogiseer
- jij catalogiseert
- hij/zij/het catalogiseert
- wij catalogiseren
- jullie catalogiseren
- zij catalogiseren
Simple past
- I catalogued
- you catalogued
- he/she/it catalogued
- we catalogued
- you catalogued
- they catalogued
Onvoltooid verleden tijd
- ik catalogiseerde
- jij catalogiseerde
- hij/zij/het catalogiseerde
- wij catalogiseerden
- jullie catalogiseerden
- zij catalogiseerden
Present perfect
- I have catalogued
- you have catalogued
- he/she/it has catalogued
- we have catalogued
- you have catalogued
- they have catalogued
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecatalogiseerd
- jij hebt gecatalogiseerd
- hij/zij/het heeft gecatalogiseerd
- wij hebben gecatalogiseerd
- jullie hebben gecatalogiseerd
- zij hebben gecatalogiseerd
Past perfect
- I had catalogued
- you had catalogued
- he/she/it had catalogued
- we had catalogued
- you had catalogued
- they had catalogued
Voltooid verleden tijd
- ik had gecatalogiseerd
- jij had gecatalogiseerd
- hij/zij/het had gecatalogiseerd
- wij hadden gecatalogiseerd
- jullie hadden gecatalogiseerd
- zij hadden gecatalogiseerd
Future
- I will catalogue
- you will catalogue
- he/she/it will catalogue
- we will catalogue
- you will catalogue
- they will catalogue
Toekomende tijd I
- ik zal catalogiseren
- jij zult catalogiseren
- hij/zij/het zal catalogiseren
- wij zullen catalogiseren
- jullie zullen catalogiseren
- zij zullen catalogiseren
Future perfect
- I will have catalogued
- you will have catalogued
- he/she/it will have catalogued
- we will have catalogued
- you will have catalogued
- they will have catalogued
Toekomende tijd II
- ik zal gecatalogiseerd hebben
- jij zult gecatalogiseerd hebben
- hij/zij/het zal gecatalogiseerd hebben
- wij zullen gecatalogiseerd hebben
- jullie zullen gecatalogiseerd hebben
- zij zullen gecatalogiseerd hebben
Conditional present
- I would catalogue
- you would catalogue
- he/she/it would catalogue
- we would catalogue
- you would catalogue
- they would catalogue
Conditionalis I
- ik zou catalogiseren
- jij zou catalogiseren
- hij/zij/het zou catalogiseren
- wij zouden catalogiseren
- jullie zouden catalogiseren
- zij zouden catalogiseren
Conditional perfect
- I would have catalogued
- you would have catalogued
- he/she/it would have catalogued
- we would have catalogued
- you would have catalogued
- they would have catalogued
Conditionalis II
- ik zou hebben gecatalogiseerd
- jij zou hebben gecatalogiseerd
- hij/zij/het zou hebben gecatalogiseerd
- wij zouden hebben gecatalogiseerd
- jullie zouden hebben gecatalogiseerd
- zij zouden hebben gecatalogiseerd
Imperative
- you catalogue
- you catalogue
Imperatief
- jij catalogiseer
- jullie catalogiseert