Engels

Nederlands

Present

  • I compile
  • you compile
  • he/she/it compiles
  • we compile
  • you compile
  • they compile

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik compileer
  • jij compileert
  • hij/zij/het compileert
  • wij compileren
  • jullie compileren
  • zij compileren

Simple past

  • I compiled
  • you compiled
  • he/she/it compiled
  • we compiled
  • you compiled
  • they compiled

Onvoltooid verleden tijd

  • ik compileerde
  • jij compileerde
  • hij/zij/het compileerde
  • wij compileerden
  • jullie compileerden
  • zij compileerden

Present perfect

  • I have compiled
  • you have compiled
  • he/she/it has compiled
  • we have compiled
  • you have compiled
  • they have compiled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gecompileerd
  • jij hebt gecompileerd
  • hij/zij/het heeft gecompileerd
  • wij hebben gecompileerd
  • jullie hebben gecompileerd
  • zij hebben gecompileerd

Past perfect

  • I had compiled
  • you had compiled
  • he/she/it had compiled
  • we had compiled
  • you had compiled
  • they had compiled

Voltooid verleden tijd

  • ik had gecompileerd
  • jij had gecompileerd
  • hij/zij/het had gecompileerd
  • wij hadden gecompileerd
  • jullie hadden gecompileerd
  • zij hadden gecompileerd

Future

  • I will compile
  • you will compile
  • he/she/it will compile
  • we will compile
  • you will compile
  • they will compile

Toekomende tijd I

  • ik zal compileren
  • jij zult compileren
  • hij/zij/het zal compileren
  • wij zullen compileren
  • jullie zullen compileren
  • zij zullen compileren

Future perfect

  • I will have compiled
  • you will have compiled
  • he/she/it will have compiled
  • we will have compiled
  • you will have compiled
  • they will have compiled

Toekomende tijd II

  • ik zal gecompileerd hebben
  • jij zult gecompileerd hebben
  • hij/zij/het zal gecompileerd hebben
  • wij zullen gecompileerd hebben
  • jullie zullen gecompileerd hebben
  • zij zullen gecompileerd hebben

Conditional present

  • I would compile
  • you would compile
  • he/she/it would compile
  • we would compile
  • you would compile
  • they would compile

Conditionalis I

  • ik zou compileren
  • jij zou compileren
  • hij/zij/het zou compileren
  • wij zouden compileren
  • jullie zouden compileren
  • zij zouden compileren

Conditional perfect

  • I would have compiled
  • you would have compiled
  • he/she/it would have compiled
  • we would have compiled
  • you would have compiled
  • they would have compiled

Conditionalis II

  • ik zou hebben gecompileerd
  • jij zou hebben gecompileerd
  • hij/zij/het zou hebben gecompileerd
  • wij zouden hebben gecompileerd
  • jullie zouden hebben gecompileerd
  • zij zouden hebben gecompileerd

Imperative

  • you compile
  • you compile

Imperatief

  • jij compileer
  • jullie compileert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van compile