Vervoeging van compromise

Onbepaalde wijs (infinitief): to compromise

Engels

Nederlands

Present

  • I compromise
  • you compromise
  • he/she/it compromises
  • we compromise
  • you compromise
  • they compromise

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik compromitteer
  • jij compromitteert
  • hij/zij/het compromitteert
  • wij compromitteren
  • jullie compromitteren
  • zij compromitteren

Simple past

  • I compromised
  • you compromised
  • he/she/it compromised
  • we compromised
  • you compromised
  • they compromised

Onvoltooid verleden tijd

  • ik compromitteerde
  • jij compromitteerde
  • hij/zij/het compromitteerde
  • wij compromitteerden
  • jullie compromitteerden
  • zij compromitteerden

Present perfect

  • I have compromised
  • you have compromised
  • he/she/it has compromised
  • we have compromised
  • you have compromised
  • they have compromised

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gecompromitteerd
  • jij hebt gecompromitteerd
  • hij/zij/het heeft gecompromitteerd
  • wij hebben gecompromitteerd
  • jullie hebben gecompromitteerd
  • zij hebben gecompromitteerd

Past perfect

  • I had compromised
  • you had compromised
  • he/she/it had compromised
  • we had compromised
  • you had compromised
  • they had compromised

Voltooid verleden tijd

  • ik had gecompromitteerd
  • jij had gecompromitteerd
  • hij/zij/het had gecompromitteerd
  • wij hadden gecompromitteerd
  • jullie hadden gecompromitteerd
  • zij hadden gecompromitteerd

Future

  • I will compromise
  • you will compromise
  • he/she/it will compromise
  • we will compromise
  • you will compromise
  • they will compromise

Toekomende tijd I

  • ik zal compromitteren
  • jij zult compromitteren
  • hij/zij/het zal compromitteren
  • wij zullen compromitteren
  • jullie zullen compromitteren
  • zij zullen compromitteren

Future perfect

  • I will have compromised
  • you will have compromised
  • he/she/it will have compromised
  • we will have compromised
  • you will have compromised
  • they will have compromised

Toekomende tijd II

  • ik zal gecompromitteerd hebben
  • jij zult gecompromitteerd hebben
  • hij/zij/het zal gecompromitteerd hebben
  • wij zullen gecompromitteerd hebben
  • jullie zullen gecompromitteerd hebben
  • zij zullen gecompromitteerd hebben

Conditional present

  • I would compromise
  • you would compromise
  • he/she/it would compromise
  • we would compromise
  • you would compromise
  • they would compromise

Conditionalis I

  • ik zou compromitteren
  • jij zou compromitteren
  • hij/zij/het zou compromitteren
  • wij zouden compromitteren
  • jullie zouden compromitteren
  • zij zouden compromitteren

Conditional perfect

  • I would have compromised
  • you would have compromised
  • he/she/it would have compromised
  • we would have compromised
  • you would have compromised
  • they would have compromised

Conditionalis II

  • ik zou hebben gecompromitteerd
  • jij zou hebben gecompromitteerd
  • hij/zij/het zou hebben gecompromitteerd
  • wij zouden hebben gecompromitteerd
  • jullie zouden hebben gecompromitteerd
  • zij zouden hebben gecompromitteerd

Imperative

  • you compromise
  • you compromise

Imperatief

  • jij compromitteer
  • jullie compromitteert

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van compromise