Vervoeging van computerize
Onbepaalde wijs (infinitief): to computerize
Engels
Nederlands
Present
- I computerize
- you computerize
- he/she/it computerizes
- we computerize
- you computerize
- they computerize
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik computeriseer
- jij computeriseert
- hij/zij/het computeriseert
- wij computeriseren
- jullie computeriseren
- zij computeriseren
Simple past
- I computerized
- you computerized
- he/she/it computerized
- we computerized
- you computerized
- they computerized
Onvoltooid verleden tijd
- ik computeriseerde
- jij computeriseerde
- hij/zij/het computeriseerde
- wij computeriseerden
- jullie computeriseerden
- zij computeriseerden
Present perfect
- I have computerized
- you have computerized
- he/she/it has computerized
- we have computerized
- you have computerized
- they have computerized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gecomputeriseerd
- jij hebt gecomputeriseerd
- hij/zij/het heeft gecomputeriseerd
- wij hebben gecomputeriseerd
- jullie hebben gecomputeriseerd
- zij hebben gecomputeriseerd
Past perfect
- I had computerized
- you had computerized
- he/she/it had computerized
- we had computerized
- you had computerized
- they had computerized
Voltooid verleden tijd
- ik had gecomputeriseerd
- jij had gecomputeriseerd
- hij/zij/het had gecomputeriseerd
- wij hadden gecomputeriseerd
- jullie hadden gecomputeriseerd
- zij hadden gecomputeriseerd
Future
- I will computerize
- you will computerize
- he/she/it will computerize
- we will computerize
- you will computerize
- they will computerize
Toekomende tijd I
- ik zal computeriseren
- jij zult computeriseren
- hij/zij/het zal computeriseren
- wij zullen computeriseren
- jullie zullen computeriseren
- zij zullen computeriseren
Future perfect
- I will have computerized
- you will have computerized
- he/she/it will have computerized
- we will have computerized
- you will have computerized
- they will have computerized
Toekomende tijd II
- ik zal gecomputeriseerd hebben
- jij zult gecomputeriseerd hebben
- hij/zij/het zal gecomputeriseerd hebben
- wij zullen gecomputeriseerd hebben
- jullie zullen gecomputeriseerd hebben
- zij zullen gecomputeriseerd hebben
Conditional present
- I would computerize
- you would computerize
- he/she/it would computerize
- we would computerize
- you would computerize
- they would computerize
Conditionalis I
- ik zou computeriseren
- jij zou computeriseren
- hij/zij/het zou computeriseren
- wij zouden computeriseren
- jullie zouden computeriseren
- zij zouden computeriseren
Conditional perfect
- I would have computerized
- you would have computerized
- he/she/it would have computerized
- we would have computerized
- you would have computerized
- they would have computerized
Conditionalis II
- ik zou hebben gecomputeriseerd
- jij zou hebben gecomputeriseerd
- hij/zij/het zou hebben gecomputeriseerd
- wij zouden hebben gecomputeriseerd
- jullie zouden hebben gecomputeriseerd
- zij zouden hebben gecomputeriseerd
Imperative
- you computerize
- you computerize
Imperatief
- jij computeriseer
- jullie computeriseert