Vervoeging van construe
Onbepaalde wijs (infinitief): to construe
Engels
Nederlands
Present
- I construe
- you construe
- he/she/it construes
- we construe
- you construe
- they construe
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verklaar
- jij verklaart
- hij/zij/het verklaart
- wij verklaren
- jullie verklaren
- zij verklaren
Simple past
- I construed
- you construed
- he/she/it construed
- we construed
- you construed
- they construed
Onvoltooid verleden tijd
- ik verklaarde
- jij verklaarde
- hij/zij/het verklaarde
- wij verklaarden
- jullie verklaarden
- zij verklaarden
Present perfect
- I have construed
- you have construed
- he/she/it has construed
- we have construed
- you have construed
- they have construed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verklaard
- jij hebt verklaard
- hij/zij/het heeft verklaard
- wij hebben verklaard
- jullie hebben verklaard
- zij hebben verklaard
Past perfect
- I had construed
- you had construed
- he/she/it had construed
- we had construed
- you had construed
- they had construed
Voltooid verleden tijd
- ik had verklaard
- jij had verklaard
- hij/zij/het had verklaard
- wij hadden verklaard
- jullie hadden verklaard
- zij hadden verklaard
Future
- I will construe
- you will construe
- he/she/it will construe
- we will construe
- you will construe
- they will construe
Toekomende tijd I
- ik zal verklaren
- jij zult verklaren
- hij/zij/het zal verklaren
- wij zullen verklaren
- jullie zullen verklaren
- zij zullen verklaren
Future perfect
- I will have construed
- you will have construed
- he/she/it will have construed
- we will have construed
- you will have construed
- they will have construed
Toekomende tijd II
- ik zal verklaard hebben
- jij zult verklaard hebben
- hij/zij/het zal verklaard hebben
- wij zullen verklaard hebben
- jullie zullen verklaard hebben
- zij zullen verklaard hebben
Conditional present
- I would construe
- you would construe
- he/she/it would construe
- we would construe
- you would construe
- they would construe
Conditionalis I
- ik zou verklaren
- jij zou verklaren
- hij/zij/het zou verklaren
- wij zouden verklaren
- jullie zouden verklaren
- zij zouden verklaren
Conditional perfect
- I would have construed
- you would have construed
- he/she/it would have construed
- we would have construed
- you would have construed
- they would have construed
Conditionalis II
- ik zou hebben verklaard
- jij zou hebben verklaard
- hij/zij/het zou hebben verklaard
- wij zouden hebben verklaard
- jullie zouden hebben verklaard
- zij zouden hebben verklaard
Imperative
- you construe
- you construe
Imperatief
- jij verklaar
- jullie verklaart