Vervoeging van decalcify

Engels

Nederlands

Present

  • I decalcify
  • you decalcify
  • he/she/it decalcifies
  • we decalcify
  • you decalcify
  • they decalcify

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontkalk
  • jij ontkalkt
  • hij/zij/het ontkalkt
  • wij ontkalken
  • jullie ontkalken
  • zij ontkalken

Simple past

  • I decalcified
  • you decalcified
  • he/she/it decalcified
  • we decalcified
  • you decalcified
  • they decalcified

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontkalkte
  • jij ontkalkte
  • hij/zij/het ontkalkte
  • wij ontkalkten
  • jullie ontkalkten
  • zij ontkalkten

Present perfect

  • I have decalcified
  • you have decalcified
  • he/she/it has decalcified
  • we have decalcified
  • you have decalcified
  • they have decalcified

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontkalkt
  • jij hebt ontkalkt
  • hij/zij/het heeft ontkalkt
  • wij hebben ontkalkt
  • jullie hebben ontkalkt
  • zij hebben ontkalkt

Past perfect

  • I had decalcified
  • you had decalcified
  • he/she/it had decalcified
  • we had decalcified
  • you had decalcified
  • they had decalcified

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontkalkt
  • jij had ontkalkt
  • hij/zij/het had ontkalkt
  • wij hadden ontkalkt
  • jullie hadden ontkalkt
  • zij hadden ontkalkt

Future

  • I will decalcify
  • you will decalcify
  • he/she/it will decalcify
  • we will decalcify
  • you will decalcify
  • they will decalcify

Toekomende tijd I

  • ik zal ontkalken
  • jij zult ontkalken
  • hij/zij/het zal ontkalken
  • wij zullen ontkalken
  • jullie zullen ontkalken
  • zij zullen ontkalken

Future perfect

  • I will have decalcified
  • you will have decalcified
  • he/she/it will have decalcified
  • we will have decalcified
  • you will have decalcified
  • they will have decalcified

Toekomende tijd II

  • ik zal ontkalkt hebben
  • jij zult ontkalkt hebben
  • hij/zij/het zal ontkalkt hebben
  • wij zullen ontkalkt hebben
  • jullie zullen ontkalkt hebben
  • zij zullen ontkalkt hebben

Conditional present

  • I would decalcify
  • you would decalcify
  • he/she/it would decalcify
  • we would decalcify
  • you would decalcify
  • they would decalcify

Conditionalis I

  • ik zou ontkalken
  • jij zou ontkalken
  • hij/zij/het zou ontkalken
  • wij zouden ontkalken
  • jullie zouden ontkalken
  • zij zouden ontkalken

Conditional perfect

  • I would have decalcified
  • you would have decalcified
  • he/she/it would have decalcified
  • we would have decalcified
  • you would have decalcified
  • they would have decalcified

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontkalkt
  • jij zou hebben ontkalkt
  • hij/zij/het zou hebben ontkalkt
  • wij zouden hebben ontkalkt
  • jullie zouden hebben ontkalkt
  • zij zouden hebben ontkalkt

Imperative

  • you decalcify
  • you decalcify

Imperatief

  • jij ontkalk
  • jullie ontkalkt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van decalcify