Vervoeging van deepen

Engels

Nederlands

Present

  • I deepen
  • you deepen
  • he/she/it deepens
  • we deepen
  • you deepen
  • they deepen

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik intensiveer
  • jij intensiveert
  • hij/zij/het intensiveert
  • wij intensiveren
  • jullie intensiveren
  • zij intensiveren

Simple past

  • I deepened
  • you deepened
  • he/she/it deepened
  • we deepened
  • you deepened
  • they deepened

Onvoltooid verleden tijd

  • ik intensiveerde
  • jij intensiveerde
  • hij/zij/het intensiveerde
  • wij intensiveerden
  • jullie intensiveerden
  • zij intensiveerden

Present perfect

  • I have deepened
  • you have deepened
  • he/she/it has deepened
  • we have deepened
  • you have deepened
  • they have deepened

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geïntensiveerd
  • jij hebt geïntensiveerd
  • hij/zij/het heeft geïntensiveerd
  • wij hebben geïntensiveerd
  • jullie hebben geïntensiveerd
  • zij hebben geïntensiveerd

Past perfect

  • I had deepened
  • you had deepened
  • he/she/it had deepened
  • we had deepened
  • you had deepened
  • they had deepened

Voltooid verleden tijd

  • ik had geïntensiveerd
  • jij had geïntensiveerd
  • hij/zij/het had geïntensiveerd
  • wij hadden geïntensiveerd
  • jullie hadden geïntensiveerd
  • zij hadden geïntensiveerd

Future

  • I will deepen
  • you will deepen
  • he/she/it will deepen
  • we will deepen
  • you will deepen
  • they will deepen

Toekomende tijd I

  • ik zal intensiveren
  • jij zult intensiveren
  • hij/zij/het zal intensiveren
  • wij zullen intensiveren
  • jullie zullen intensiveren
  • zij zullen intensiveren

Future perfect

  • I will have deepened
  • you will have deepened
  • he/she/it will have deepened
  • we will have deepened
  • you will have deepened
  • they will have deepened

Toekomende tijd II

  • ik zal geïntensiveerd hebben
  • jij zult geïntensiveerd hebben
  • hij/zij/het zal geïntensiveerd hebben
  • wij zullen geïntensiveerd hebben
  • jullie zullen geïntensiveerd hebben
  • zij zullen geïntensiveerd hebben

Conditional present

  • I would deepen
  • you would deepen
  • he/she/it would deepen
  • we would deepen
  • you would deepen
  • they would deepen

Conditionalis I

  • ik zou intensiveren
  • jij zou intensiveren
  • hij/zij/het zou intensiveren
  • wij zouden intensiveren
  • jullie zouden intensiveren
  • zij zouden intensiveren

Conditional perfect

  • I would have deepened
  • you would have deepened
  • he/she/it would have deepened
  • we would have deepened
  • you would have deepened
  • they would have deepened

Conditionalis II

  • ik zou hebben geïntensiveerd
  • jij zou hebben geïntensiveerd
  • hij/zij/het zou hebben geïntensiveerd
  • wij zouden hebben geïntensiveerd
  • jullie zouden hebben geïntensiveerd
  • zij zouden hebben geïntensiveerd

Imperative

  • you deepen
  • you deepen

Imperatief

  • jij intensiveer
  • jullie intensiveert

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van deepen