Vervoeging van dehumanize
Onbepaalde wijs (infinitief): to dehumanize
Engels
Nederlands
Present
- I dehumanize
- you dehumanize
- he/she/it dehumanizes
- we dehumanize
- you dehumanize
- they dehumanize
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ontmenselijk
- jij ontmenselijkt
- hij/zij/het ontmenselijkt
- wij ontmenselijken
- jullie ontmenselijken
- zij ontmenselijken
Simple past
- I dehumanized
- you dehumanized
- he/she/it dehumanized
- we dehumanized
- you dehumanized
- they dehumanized
Onvoltooid verleden tijd
- ik ontmenselijkte
- jij ontmenselijkte
- hij/zij/het ontmenselijkte
- wij ontmenselijkten
- jullie ontmenselijkten
- zij ontmenselijkten
Present perfect
- I have dehumanized
- you have dehumanized
- he/she/it has dehumanized
- we have dehumanized
- you have dehumanized
- they have dehumanized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb ontmenselijkt
- jij hebt ontmenselijkt
- hij/zij/het heeft ontmenselijkt
- wij hebben ontmenselijkt
- jullie hebben ontmenselijkt
- zij hebben ontmenselijkt
Past perfect
- I had dehumanized
- you had dehumanized
- he/she/it had dehumanized
- we had dehumanized
- you had dehumanized
- they had dehumanized
Voltooid verleden tijd
- ik had ontmenselijkt
- jij had ontmenselijkt
- hij/zij/het had ontmenselijkt
- wij hadden ontmenselijkt
- jullie hadden ontmenselijkt
- zij hadden ontmenselijkt
Future
- I will dehumanize
- you will dehumanize
- he/she/it will dehumanize
- we will dehumanize
- you will dehumanize
- they will dehumanize
Toekomende tijd I
- ik zal ontmenselijken
- jij zult ontmenselijken
- hij/zij/het zal ontmenselijken
- wij zullen ontmenselijken
- jullie zullen ontmenselijken
- zij zullen ontmenselijken
Future perfect
- I will have dehumanized
- you will have dehumanized
- he/she/it will have dehumanized
- we will have dehumanized
- you will have dehumanized
- they will have dehumanized
Toekomende tijd II
- ik zal ontmenselijkt hebben
- jij zult ontmenselijkt hebben
- hij/zij/het zal ontmenselijkt hebben
- wij zullen ontmenselijkt hebben
- jullie zullen ontmenselijkt hebben
- zij zullen ontmenselijkt hebben
Conditional present
- I would dehumanize
- you would dehumanize
- he/she/it would dehumanize
- we would dehumanize
- you would dehumanize
- they would dehumanize
Conditionalis I
- ik zou ontmenselijken
- jij zou ontmenselijken
- hij/zij/het zou ontmenselijken
- wij zouden ontmenselijken
- jullie zouden ontmenselijken
- zij zouden ontmenselijken
Conditional perfect
- I would have dehumanized
- you would have dehumanized
- he/she/it would have dehumanized
- we would have dehumanized
- you would have dehumanized
- they would have dehumanized
Conditionalis II
- ik zou hebben ontmenselijkt
- jij zou hebben ontmenselijkt
- hij/zij/het zou hebben ontmenselijkt
- wij zouden hebben ontmenselijkt
- jullie zouden hebben ontmenselijkt
- zij zouden hebben ontmenselijkt
Imperative
- you dehumanize
- you dehumanize
Imperatief
- jij ontmenselijk
- jullie ontmenselijkt