Vervoeging van dehydrate

Engels

Nederlands

Present

  • I dehydrate
  • you dehydrate
  • he/she/it dehydrates
  • we dehydrate
  • you dehydrate
  • they dehydrate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik droog uit
  • jij droogt uit
  • hij/zij/het droogt uit
  • wij drogen uit
  • jullie drogen uit
  • zij drogen uit

Simple past

  • I dehydrated
  • you dehydrated
  • he/she/it dehydrated
  • we dehydrated
  • you dehydrated
  • they dehydrated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik droogde uit
  • jij droogde uit
  • hij/zij/het droogde uit
  • wij droogden uit
  • jullie droogden uit
  • zij droogden uit

Present perfect

  • I have dehydrated
  • you have dehydrated
  • he/she/it has dehydrated
  • we have dehydrated
  • you have dehydrated
  • they have dehydrated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgedroogd
  • jij hebt uitgedroogd
  • hij/zij/het heeft uitgedroogd
  • wij hebben uitgedroogd
  • jullie hebben uitgedroogd
  • zij hebben uitgedroogd

Past perfect

  • I had dehydrated
  • you had dehydrated
  • he/she/it had dehydrated
  • we had dehydrated
  • you had dehydrated
  • they had dehydrated

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgedroogd
  • jij had uitgedroogd
  • hij/zij/het had uitgedroogd
  • wij hadden uitgedroogd
  • jullie hadden uitgedroogd
  • zij hadden uitgedroogd

Future

  • I will dehydrate
  • you will dehydrate
  • he/she/it will dehydrate
  • we will dehydrate
  • you will dehydrate
  • they will dehydrate

Toekomende tijd I

  • ik zal uitdrogen
  • jij zult uitdrogen
  • hij/zij/het zal uitdrogen
  • wij zullen uitdrogen
  • jullie zullen uitdrogen
  • zij zullen uitdrogen

Future perfect

  • I will have dehydrated
  • you will have dehydrated
  • he/she/it will have dehydrated
  • we will have dehydrated
  • you will have dehydrated
  • they will have dehydrated

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgedroogd hebben
  • jij zult uitgedroogd hebben
  • hij/zij/het zal uitgedroogd hebben
  • wij zullen uitgedroogd hebben
  • jullie zullen uitgedroogd hebben
  • zij zullen uitgedroogd hebben

Conditional present

  • I would dehydrate
  • you would dehydrate
  • he/she/it would dehydrate
  • we would dehydrate
  • you would dehydrate
  • they would dehydrate

Conditionalis I

  • ik zou uitdrogen
  • jij zou uitdrogen
  • hij/zij/het zou uitdrogen
  • wij zouden uitdrogen
  • jullie zouden uitdrogen
  • zij zouden uitdrogen

Conditional perfect

  • I would have dehydrated
  • you would have dehydrated
  • he/she/it would have dehydrated
  • we would have dehydrated
  • you would have dehydrated
  • they would have dehydrated

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgedroogd
  • jij zou hebben uitgedroogd
  • hij/zij/het zou hebben uitgedroogd
  • wij zouden hebben uitgedroogd
  • jullie zouden hebben uitgedroogd
  • zij zouden hebben uitgedroogd

Imperative

  • you dehydrate
  • you dehydrate

Imperatief

  • jij droog uit
  • jullie droogt uit

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van dehydrate