Vervoeging van differ

Engels

Nederlands

Present

  • I differ
  • you differ
  • he/she/it differs
  • we differ
  • you differ
  • they differ

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verschil
  • jij verschilt
  • hij/zij/het verschilt
  • wij verschillen
  • jullie verschillen
  • zij verschillen

Simple past

  • I differed
  • you differed
  • he/she/it differed
  • we differed
  • you differed
  • they differed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verschilde
  • jij verschilde
  • hij/zij/het verschilde
  • wij verschilden
  • jullie verschilden
  • zij verschilden

Present perfect

  • I have differed
  • you have differed
  • he/she/it has differed
  • we have differed
  • you have differed
  • they have differed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verschild
  • jij hebt verschild
  • hij/zij/het heeft verschild
  • wij hebben verschild
  • jullie hebben verschild
  • zij hebben verschild

Past perfect

  • I had differed
  • you had differed
  • he/she/it had differed
  • we had differed
  • you had differed
  • they had differed

Voltooid verleden tijd

  • ik had verschild
  • jij had verschild
  • hij/zij/het had verschild
  • wij hadden verschild
  • jullie hadden verschild
  • zij hadden verschild

Future

  • I will differ
  • you will differ
  • he/she/it will differ
  • we will differ
  • you will differ
  • they will differ

Toekomende tijd I

  • ik zal verschillen
  • jij zult verschillen
  • hij/zij/het zal verschillen
  • wij zullen verschillen
  • jullie zullen verschillen
  • zij zullen verschillen

Future perfect

  • I will have differed
  • you will have differed
  • he/she/it will have differed
  • we will have differed
  • you will have differed
  • they will have differed

Toekomende tijd II

  • ik zal verschild hebben
  • jij zult verschild hebben
  • hij/zij/het zal verschild hebben
  • wij zullen verschild hebben
  • jullie zullen verschild hebben
  • zij zullen verschild hebben

Conditional present

  • I would differ
  • you would differ
  • he/she/it would differ
  • we would differ
  • you would differ
  • they would differ

Conditionalis I

  • ik zou verschillen
  • jij zou verschillen
  • hij/zij/het zou verschillen
  • wij zouden verschillen
  • jullie zouden verschillen
  • zij zouden verschillen

Conditional perfect

  • I would have differed
  • you would have differed
  • he/she/it would have differed
  • we would have differed
  • you would have differed
  • they would have differed

Conditionalis II

  • ik zou hebben verschild
  • jij zou hebben verschild
  • hij/zij/het zou hebben verschild
  • wij zouden hebben verschild
  • jullie zouden hebben verschild
  • zij zouden hebben verschild

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van differ