Vervoeging van elucidate

Engels

Nederlands

Present

  • I elucidate
  • you elucidate
  • he/she/it elucidates
  • we elucidate
  • you elucidate
  • they elucidate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verklaar
  • jij verklaart
  • hij/zij/het verklaart
  • wij verklaren
  • jullie verklaren
  • zij verklaren

Simple past

  • I elucidated
  • you elucidated
  • he/she/it elucidated
  • we elucidated
  • you elucidated
  • they elucidated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verklaarde
  • jij verklaarde
  • hij/zij/het verklaarde
  • wij verklaarden
  • jullie verklaarden
  • zij verklaarden

Present perfect

  • I have elucidated
  • you have elucidated
  • he/she/it has elucidated
  • we have elucidated
  • you have elucidated
  • they have elucidated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb verklaard
  • jij hebt verklaard
  • hij/zij/het heeft verklaard
  • wij hebben verklaard
  • jullie hebben verklaard
  • zij hebben verklaard

Past perfect

  • I had elucidated
  • you had elucidated
  • he/she/it had elucidated
  • we had elucidated
  • you had elucidated
  • they had elucidated

Voltooid verleden tijd

  • ik had verklaard
  • jij had verklaard
  • hij/zij/het had verklaard
  • wij hadden verklaard
  • jullie hadden verklaard
  • zij hadden verklaard

Future

  • I will elucidate
  • you will elucidate
  • he/she/it will elucidate
  • we will elucidate
  • you will elucidate
  • they will elucidate

Toekomende tijd I

  • ik zal verklaren
  • jij zult verklaren
  • hij/zij/het zal verklaren
  • wij zullen verklaren
  • jullie zullen verklaren
  • zij zullen verklaren

Future perfect

  • I will have elucidated
  • you will have elucidated
  • he/she/it will have elucidated
  • we will have elucidated
  • you will have elucidated
  • they will have elucidated

Toekomende tijd II

  • ik zal verklaard hebben
  • jij zult verklaard hebben
  • hij/zij/het zal verklaard hebben
  • wij zullen verklaard hebben
  • jullie zullen verklaard hebben
  • zij zullen verklaard hebben

Conditional present

  • I would elucidate
  • you would elucidate
  • he/she/it would elucidate
  • we would elucidate
  • you would elucidate
  • they would elucidate

Conditionalis I

  • ik zou verklaren
  • jij zou verklaren
  • hij/zij/het zou verklaren
  • wij zouden verklaren
  • jullie zouden verklaren
  • zij zouden verklaren

Conditional perfect

  • I would have elucidated
  • you would have elucidated
  • he/she/it would have elucidated
  • we would have elucidated
  • you would have elucidated
  • they would have elucidated

Conditionalis II

  • ik zou hebben verklaard
  • jij zou hebben verklaard
  • hij/zij/het zou hebben verklaard
  • wij zouden hebben verklaard
  • jullie zouden hebben verklaard
  • zij zouden hebben verklaard

Imperative

  • you elucidate
  • you elucidate

Imperatief

  • jij verklaar
  • jullie verklaart

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van elucidate