Vervoeging van finance

Engels

Nederlands

Present

  • I finance
  • you finance
  • he/she/it finances
  • we finance
  • you finance
  • they finance

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik bekostig
  • jij bekostigt
  • hij/zij/het bekostigt
  • wij bekostigen
  • jullie bekostigen
  • zij bekostigen

Simple past

  • I financed
  • you financed
  • he/she/it financed
  • we financed
  • you financed
  • they financed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bekostigde
  • jij bekostigde
  • hij/zij/het bekostigde
  • wij bekostigden
  • jullie bekostigden
  • zij bekostigden

Present perfect

  • I have financed
  • you have financed
  • he/she/it has financed
  • we have financed
  • you have financed
  • they have financed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bekostigd
  • jij hebt bekostigd
  • hij/zij/het heeft bekostigd
  • wij hebben bekostigd
  • jullie hebben bekostigd
  • zij hebben bekostigd

Past perfect

  • I had financed
  • you had financed
  • he/she/it had financed
  • we had financed
  • you had financed
  • they had financed

Voltooid verleden tijd

  • ik had bekostigd
  • jij had bekostigd
  • hij/zij/het had bekostigd
  • wij hadden bekostigd
  • jullie hadden bekostigd
  • zij hadden bekostigd

Future

  • I will finance
  • you will finance
  • he/she/it will finance
  • we will finance
  • you will finance
  • they will finance

Toekomende tijd I

  • ik zal bekostigen
  • jij zult bekostigen
  • hij/zij/het zal bekostigen
  • wij zullen bekostigen
  • jullie zullen bekostigen
  • zij zullen bekostigen

Future perfect

  • I will have financed
  • you will have financed
  • he/she/it will have financed
  • we will have financed
  • you will have financed
  • they will have financed

Toekomende tijd II

  • ik zal bekostigd hebben
  • jij zult bekostigd hebben
  • hij/zij/het zal bekostigd hebben
  • wij zullen bekostigd hebben
  • jullie zullen bekostigd hebben
  • zij zullen bekostigd hebben

Conditional present

  • I would finance
  • you would finance
  • he/she/it would finance
  • we would finance
  • you would finance
  • they would finance

Conditionalis I

  • ik zou bekostigen
  • jij zou bekostigen
  • hij/zij/het zou bekostigen
  • wij zouden bekostigen
  • jullie zouden bekostigen
  • zij zouden bekostigen

Conditional perfect

  • I would have financed
  • you would have financed
  • he/she/it would have financed
  • we would have financed
  • you would have financed
  • they would have financed

Conditionalis II

  • ik zou hebben bekostigd
  • jij zou hebben bekostigd
  • hij/zij/het zou hebben bekostigd
  • wij zouden hebben bekostigd
  • jullie zouden hebben bekostigd
  • zij zouden hebben bekostigd

Imperative

  • you finance
  • you finance

Imperatief

  • jij bekostig
  • jullie bekostigt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van finance