Vervoeging van goggle
Onbepaalde wijs (infinitief): to goggle
Engels
Nederlands
Present
- I goggle
- you goggle
- he/she/it goggles
- we goggle
- you goggle
- they goggle
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik gaap aan
- jij gaapt aan
- hij/zij/het gaapt aan
- wij gapen aan
- jullie gapen aan
- zij gapen aan
Simple past
- I goggled
- you goggled
- he/she/it goggled
- we goggled
- you goggled
- they goggled
Onvoltooid verleden tijd
- ik gaapte aan
- jij gaapte aan
- hij/zij/het gaapte aan
- wij gaapten aan
- jullie gaapten aan
- zij gaapten aan
Present perfect
- I have goggled
- you have goggled
- he/she/it has goggled
- we have goggled
- you have goggled
- they have goggled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangegaapt
- jij hebt aangegaapt
- hij/zij/het heeft aangegaapt
- wij hebben aangegaapt
- jullie hebben aangegaapt
- zij hebben aangegaapt
Past perfect
- I had goggled
- you had goggled
- he/she/it had goggled
- we had goggled
- you had goggled
- they had goggled
Voltooid verleden tijd
- ik had aangegaapt
- jij had aangegaapt
- hij/zij/het had aangegaapt
- wij hadden aangegaapt
- jullie hadden aangegaapt
- zij hadden aangegaapt
Future
- I will goggle
- you will goggle
- he/she/it will goggle
- we will goggle
- you will goggle
- they will goggle
Toekomende tijd I
- ik zal aangapen
- jij zult aangapen
- hij/zij/het zal aangapen
- wij zullen aangapen
- jullie zullen aangapen
- zij zullen aangapen
Future perfect
- I will have goggled
- you will have goggled
- he/she/it will have goggled
- we will have goggled
- you will have goggled
- they will have goggled
Toekomende tijd II
- ik zal aangegaapt hebben
- jij zult aangegaapt hebben
- hij/zij/het zal aangegaapt hebben
- wij zullen aangegaapt hebben
- jullie zullen aangegaapt hebben
- zij zullen aangegaapt hebben
Conditional present
- I would goggle
- you would goggle
- he/she/it would goggle
- we would goggle
- you would goggle
- they would goggle
Conditionalis I
- ik zou aangapen
- jij zou aangapen
- hij/zij/het zou aangapen
- wij zouden aangapen
- jullie zouden aangapen
- zij zouden aangapen
Conditional perfect
- I would have goggled
- you would have goggled
- he/she/it would have goggled
- we would have goggled
- you would have goggled
- they would have goggled
Conditionalis II
- ik zou hebben aangegaapt
- jij zou hebben aangegaapt
- hij/zij/het zou hebben aangegaapt
- wij zouden hebben aangegaapt
- jullie zouden hebben aangegaapt
- zij zouden hebben aangegaapt
Imperative
- you goggle
- you goggle
Imperatief
- jij gaap aan
- jullie gaapt aan