Vervoeging van humanize

Engels

Nederlands

Present

  • I humanize
  • you humanize
  • he/she/it humanizes
  • we humanize
  • you humanize
  • they humanize

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vermenselijk
  • jij vermenselijkt
  • hij/zij/het vermenselijkt
  • wij vermenselijken
  • jullie vermenselijken
  • zij vermenselijken

Simple past

  • I humanized
  • you humanized
  • he/she/it humanized
  • we humanized
  • you humanized
  • they humanized

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vermenselijkte
  • jij vermenselijkte
  • hij/zij/het vermenselijkte
  • wij vermenselijkten
  • jullie vermenselijkten
  • zij vermenselijkten

Present perfect

  • I have humanized
  • you have humanized
  • he/she/it has humanized
  • we have humanized
  • you have humanized
  • they have humanized

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vermenselijkt
  • jij hebt vermenselijkt
  • hij/zij/het heeft vermenselijkt
  • wij hebben vermenselijkt
  • jullie hebben vermenselijkt
  • zij hebben vermenselijkt

Past perfect

  • I had humanized
  • you had humanized
  • he/she/it had humanized
  • we had humanized
  • you had humanized
  • they had humanized

Voltooid verleden tijd

  • ik had vermenselijkt
  • jij had vermenselijkt
  • hij/zij/het had vermenselijkt
  • wij hadden vermenselijkt
  • jullie hadden vermenselijkt
  • zij hadden vermenselijkt

Future

  • I will humanize
  • you will humanize
  • he/she/it will humanize
  • we will humanize
  • you will humanize
  • they will humanize

Toekomende tijd I

  • ik zal vermenselijken
  • jij zult vermenselijken
  • hij/zij/het zal vermenselijken
  • wij zullen vermenselijken
  • jullie zullen vermenselijken
  • zij zullen vermenselijken

Future perfect

  • I will have humanized
  • you will have humanized
  • he/she/it will have humanized
  • we will have humanized
  • you will have humanized
  • they will have humanized

Toekomende tijd II

  • ik zal vermenselijkt hebben
  • jij zult vermenselijkt hebben
  • hij/zij/het zal vermenselijkt hebben
  • wij zullen vermenselijkt hebben
  • jullie zullen vermenselijkt hebben
  • zij zullen vermenselijkt hebben

Conditional present

  • I would humanize
  • you would humanize
  • he/she/it would humanize
  • we would humanize
  • you would humanize
  • they would humanize

Conditionalis I

  • ik zou vermenselijken
  • jij zou vermenselijken
  • hij/zij/het zou vermenselijken
  • wij zouden vermenselijken
  • jullie zouden vermenselijken
  • zij zouden vermenselijken

Conditional perfect

  • I would have humanized
  • you would have humanized
  • he/she/it would have humanized
  • we would have humanized
  • you would have humanized
  • they would have humanized

Conditionalis II

  • ik zou hebben vermenselijkt
  • jij zou hebben vermenselijkt
  • hij/zij/het zou hebben vermenselijkt
  • wij zouden hebben vermenselijkt
  • jullie zouden hebben vermenselijkt
  • zij zouden hebben vermenselijkt

Imperative

  • you humanize
  • you humanize

Imperatief

  • jij vermenselijk
  • jullie vermenselijkt

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van humanize