Vervoeging van innovate

Engels

Nederlands

Present

  • I innovate
  • you innovate
  • he/she/it innovates
  • we innovate
  • you innovate
  • they innovate

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik renoveer
  • jij renoveert
  • hij/zij/het renoveert
  • wij renoveren
  • jullie renoveren
  • zij renoveren

Simple past

  • I innovated
  • you innovated
  • he/she/it innovated
  • we innovated
  • you innovated
  • they innovated

Onvoltooid verleden tijd

  • ik renoveerde
  • jij renoveerde
  • hij/zij/het renoveerde
  • wij renoveerden
  • jullie renoveerden
  • zij renoveerden

Present perfect

  • I have innovated
  • you have innovated
  • he/she/it has innovated
  • we have innovated
  • you have innovated
  • they have innovated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gerenoveerd
  • jij hebt gerenoveerd
  • hij/zij/het heeft gerenoveerd
  • wij hebben gerenoveerd
  • jullie hebben gerenoveerd
  • zij hebben gerenoveerd

Past perfect

  • I had innovated
  • you had innovated
  • he/she/it had innovated
  • we had innovated
  • you had innovated
  • they had innovated

Voltooid verleden tijd

  • ik had gerenoveerd
  • jij had gerenoveerd
  • hij/zij/het had gerenoveerd
  • wij hadden gerenoveerd
  • jullie hadden gerenoveerd
  • zij hadden gerenoveerd

Future

  • I will innovate
  • you will innovate
  • he/she/it will innovate
  • we will innovate
  • you will innovate
  • they will innovate

Toekomende tijd I

  • ik zal renoveren
  • jij zult renoveren
  • hij/zij/het zal renoveren
  • wij zullen renoveren
  • jullie zullen renoveren
  • zij zullen renoveren

Future perfect

  • I will have innovated
  • you will have innovated
  • he/she/it will have innovated
  • we will have innovated
  • you will have innovated
  • they will have innovated

Toekomende tijd II

  • ik zal gerenoveerd hebben
  • jij zult gerenoveerd hebben
  • hij/zij/het zal gerenoveerd hebben
  • wij zullen gerenoveerd hebben
  • jullie zullen gerenoveerd hebben
  • zij zullen gerenoveerd hebben

Conditional present

  • I would innovate
  • you would innovate
  • he/she/it would innovate
  • we would innovate
  • you would innovate
  • they would innovate

Conditionalis I

  • ik zou renoveren
  • jij zou renoveren
  • hij/zij/het zou renoveren
  • wij zouden renoveren
  • jullie zouden renoveren
  • zij zouden renoveren

Conditional perfect

  • I would have innovated
  • you would have innovated
  • he/she/it would have innovated
  • we would have innovated
  • you would have innovated
  • they would have innovated

Conditionalis II

  • ik zou hebben gerenoveerd
  • jij zou hebben gerenoveerd
  • hij/zij/het zou hebben gerenoveerd
  • wij zouden hebben gerenoveerd
  • jullie zouden hebben gerenoveerd
  • zij zouden hebben gerenoveerd

Imperative

  • you innovate
  • you innovate

Imperatief

  • jij renoveer
  • jullie renoveert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van innovate