Vervoeging van intimate
Onbepaalde wijs (infinitief): to intimate
Engels
Nederlands
Present
- I intimate
- you intimate
- he/she/it intimates
- we intimate
- you intimate
- they intimate
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik prefigureer
- jij prefigureert
- hij/zij/het prefigureert
- wij prefigureren
- jullie prefigureren
- zij prefigureren
Simple past
- I intimated
- you intimated
- he/she/it intimated
- we intimated
- you intimated
- they intimated
Onvoltooid verleden tijd
- ik prefigureerde
- jij prefigureerde
- hij/zij/het prefigureerde
- wij prefigureerden
- jullie prefigureerden
- zij prefigureerden
Present perfect
- I have intimated
- you have intimated
- he/she/it has intimated
- we have intimated
- you have intimated
- they have intimated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geprefigureerd
- jij hebt geprefigureerd
- hij/zij/het heeft geprefigureerd
- wij hebben geprefigureerd
- jullie hebben geprefigureerd
- zij hebben geprefigureerd
Past perfect
- I had intimated
- you had intimated
- he/she/it had intimated
- we had intimated
- you had intimated
- they had intimated
Voltooid verleden tijd
- ik had geprefigureerd
- jij had geprefigureerd
- hij/zij/het had geprefigureerd
- wij hadden geprefigureerd
- jullie hadden geprefigureerd
- zij hadden geprefigureerd
Future
- I will intimate
- you will intimate
- he/she/it will intimate
- we will intimate
- you will intimate
- they will intimate
Toekomende tijd I
- ik zal prefigureren
- jij zult prefigureren
- hij/zij/het zal prefigureren
- wij zullen prefigureren
- jullie zullen prefigureren
- zij zullen prefigureren
Future perfect
- I will have intimated
- you will have intimated
- he/she/it will have intimated
- we will have intimated
- you will have intimated
- they will have intimated
Toekomende tijd II
- ik zal geprefigureerd hebben
- jij zult geprefigureerd hebben
- hij/zij/het zal geprefigureerd hebben
- wij zullen geprefigureerd hebben
- jullie zullen geprefigureerd hebben
- zij zullen geprefigureerd hebben
Conditional present
- I would intimate
- you would intimate
- he/she/it would intimate
- we would intimate
- you would intimate
- they would intimate
Conditionalis I
- ik zou prefigureren
- jij zou prefigureren
- hij/zij/het zou prefigureren
- wij zouden prefigureren
- jullie zouden prefigureren
- zij zouden prefigureren
Conditional perfect
- I would have intimated
- you would have intimated
- he/she/it would have intimated
- we would have intimated
- you would have intimated
- they would have intimated
Conditionalis II
- ik zou hebben geprefigureerd
- jij zou hebben geprefigureerd
- hij/zij/het zou hebben geprefigureerd
- wij zouden hebben geprefigureerd
- jullie zouden hebben geprefigureerd
- zij zouden hebben geprefigureerd
Imperative
- you intimate
- you intimate
Imperatief
- jij prefigureer
- jullie prefigureert