Vervoeging van junket

Engels

Nederlands

Present

  • I junket
  • you junket
  • he/she/it junkets
  • we junket
  • you junket
  • they junket

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik smul
  • jij smult
  • hij/zij/het smult
  • wij smullen
  • jullie smullen
  • zij smullen

Simple past

  • I junketed
  • you junketed
  • he/she/it junketed
  • we junketed
  • you junketed
  • they junketed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik smulde
  • jij smulde
  • hij/zij/het smulde
  • wij smulden
  • jullie smulden
  • zij smulden

Present perfect

  • I have junketed
  • you have junketed
  • he/she/it has junketed
  • we have junketed
  • you have junketed
  • they have junketed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gesmuld
  • jij hebt gesmuld
  • hij/zij/het heeft gesmuld
  • wij hebben gesmuld
  • jullie hebben gesmuld
  • zij hebben gesmuld

Past perfect

  • I had junketed
  • you had junketed
  • he/she/it had junketed
  • we had junketed
  • you had junketed
  • they had junketed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gesmuld
  • jij had gesmuld
  • hij/zij/het had gesmuld
  • wij hadden gesmuld
  • jullie hadden gesmuld
  • zij hadden gesmuld

Future

  • I will junket
  • you will junket
  • he/she/it will junket
  • we will junket
  • you will junket
  • they will junket

Toekomende tijd I

  • ik zal smullen
  • jij zult smullen
  • hij/zij/het zal smullen
  • wij zullen smullen
  • jullie zullen smullen
  • zij zullen smullen

Future perfect

  • I will have junketed
  • you will have junketed
  • he/she/it will have junketed
  • we will have junketed
  • you will have junketed
  • they will have junketed

Toekomende tijd II

  • ik zal gesmuld hebben
  • jij zult gesmuld hebben
  • hij/zij/het zal gesmuld hebben
  • wij zullen gesmuld hebben
  • jullie zullen gesmuld hebben
  • zij zullen gesmuld hebben

Conditional present

  • I would junket
  • you would junket
  • he/she/it would junket
  • we would junket
  • you would junket
  • they would junket

Conditionalis I

  • ik zou smullen
  • jij zou smullen
  • hij/zij/het zou smullen
  • wij zouden smullen
  • jullie zouden smullen
  • zij zouden smullen

Conditional perfect

  • I would have junketed
  • you would have junketed
  • he/she/it would have junketed
  • we would have junketed
  • you would have junketed
  • they would have junketed

Conditionalis II

  • ik zou hebben gesmuld
  • jij zou hebben gesmuld
  • hij/zij/het zou hebben gesmuld
  • wij zouden hebben gesmuld
  • jullie zouden hebben gesmuld
  • zij zouden hebben gesmuld

Imperative

  • you junket
  • you junket

Imperatief

  • jij smul
  • jullie smult

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van junket