Vervoeging van kneel
Onbepaalde wijs (infinitief): to kneel
Engels
Nederlands
Present
- I kneel
- you kneel
- he/she/it kneels
- we kneel
- you kneel
- they kneel
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kniel
- jij knielt
- hij/zij/het knielt
- wij knielen
- jullie knielen
- zij knielen
Simple past
- I knelt; kneeled
- you knelt; kneeled
- he/she/it knelt; kneeled
- we knelt; kneeled
- you knelt; kneeled
- they knelt; kneeled
Onvoltooid verleden tijd
- ik knielde
- jij knielde
- hij/zij/het knielde
- wij knielden
- jullie knielden
- zij knielden
Present perfect
- I have knelt; kneeled
- you have knelt; kneeled
- he/she/it has knelt; kneeled
- we have knelt; kneeled
- you have knelt; kneeled
- they have knelt; kneeled
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geknield
- jij hebt geknield
- hij/zij/het heeft geknield
- wij hebben geknield
- jullie hebben geknield
- zij hebben geknield
Past perfect
- I had knelt; kneeled
- you had knelt; kneeled
- he/she/it had knelt; kneeled
- we had knelt; kneeled
- you had knelt; kneeled
- they had knelt; kneeled
Voltooid verleden tijd
- ik had geknield
- jij had geknield
- hij/zij/het had geknield
- wij hadden geknield
- jullie hadden geknield
- zij hadden geknield
Future
- I will kneel
- you will kneel
- he/she/it will kneel
- we will kneel
- you will kneel
- they will kneel
Toekomende tijd I
- ik zal knielen
- jij zult knielen
- hij/zij/het zal knielen
- wij zullen knielen
- jullie zullen knielen
- zij zullen knielen
Future perfect
- I will have knelt; kneeled
- you will have knelt; kneeled
- he/she/it will have knelt; kneeled
- we will have knelt; kneeled
- you will have knelt; kneeled
- they will have knelt; kneeled
Toekomende tijd II
- ik zal geknield hebben
- jij zult geknield hebben
- hij/zij/het zal geknield hebben
- wij zullen geknield hebben
- jullie zullen geknield hebben
- zij zullen geknield hebben
Conditional present
- I would kneel
- you would kneel
- he/she/it would kneel
- we would kneel
- you would kneel
- they would kneel
Conditionalis I
- ik zou knielen
- jij zou knielen
- hij/zij/het zou knielen
- wij zouden knielen
- jullie zouden knielen
- zij zouden knielen
Conditional perfect
- I would have knelt; kneeled
- you would have knelt; kneeled
- he/she/it would have knelt; kneeled
- we would have knelt; kneeled
- you would have knelt; kneeled
- they would have knelt; kneeled
Conditionalis II
- ik zou hebben geknield
- jij zou hebben geknield
- hij/zij/het zou hebben geknield
- wij zouden hebben geknield
- jullie zouden hebben geknield
- zij zouden hebben geknield
Imperative
- you kneel
- you kneel
Imperatief
- jij kniel
- jullie knielt