Vervoeging van leach

Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it leaches
  • they leach

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het sijpelt
  • zij sijpelen

Simple past

  • he/she/it leached
  • they leached

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het sijpelde
  • zij sijpelden

Present perfect

  • he/she/it has leached
  • they have leached

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gesijpeld
  • zij hebben gesijpeld

Past perfect

  • he/she/it had leached
  • they had leached

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gesijpeld
  • zij hadden gesijpeld

Future

  • he/she/it will leach
  • they will leach

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal sijpelen
  • zij zult sijpelen

Future perfect

  • he/she/it will have leached
  • they will have leached

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gesijpeld hebben
  • zij zult gesijpeld hebben

Conditional present

  • he/she/it would leach
  • they would leach

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal sijpelen
  • zij zullen sijpelen

Conditional perfect

  • he/she/it would have leached
  • they would have leached

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gesijpeld
  • zij zullen hebben gesijpeld

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van leach