Vervoeging van lucubrate
Onbepaalde wijs (infinitief): to lucubrate
Engels
Nederlands
Present
- I lucubrate
- you lucubrate
- he/she/it lucubrates
- we lucubrate
- you lucubrate
- they lucubrate
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vergroot uit
- jij vergroot uit
- hij/zij/het vergroot uit
- wij vergroten uit
- jullie vergroten uit
- zij vergroten uit
Simple past
- I lucubrated
- you lucubrated
- he/she/it lucubrated
- we lucubrated
- you lucubrated
- they lucubrated
Onvoltooid verleden tijd
- ik vergrootte uit
- jij vergrootte uit
- hij/zij/het vergrootte uit
- wij vergrootten uit
- jullie vergrootten uit
- zij vergrootten uit
Present perfect
- I have lucubrated
- you have lucubrated
- he/she/it has lucubrated
- we have lucubrated
- you have lucubrated
- they have lucubrated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb uitvergroot
- jij hebt uitvergroot
- hij/zij/het heeft uitvergroot
- wij hebben uitvergroot
- jullie hebben uitvergroot
- zij hebben uitvergroot
Past perfect
- I had lucubrated
- you had lucubrated
- he/she/it had lucubrated
- we had lucubrated
- you had lucubrated
- they had lucubrated
Voltooid verleden tijd
- ik had uitvergroot
- jij had uitvergroot
- hij/zij/het had uitvergroot
- wij hadden uitvergroot
- jullie hadden uitvergroot
- zij hadden uitvergroot
Future
- I will lucubrate
- you will lucubrate
- he/she/it will lucubrate
- we will lucubrate
- you will lucubrate
- they will lucubrate
Toekomende tijd I
- ik zal uitvergroten
- jij zult uitvergroten
- hij/zij/het zal uitvergroten
- wij zullen uitvergroten
- jullie zullen uitvergroten
- zij zullen uitvergroten
Future perfect
- I will have lucubrated
- you will have lucubrated
- he/she/it will have lucubrated
- we will have lucubrated
- you will have lucubrated
- they will have lucubrated
Toekomende tijd II
- ik zal uitvergroot hebben
- jij zult uitvergroot hebben
- hij/zij/het zal uitvergroot hebben
- wij zullen uitvergroot hebben
- jullie zullen uitvergroot hebben
- zij zullen uitvergroot hebben
Conditional present
- I would lucubrate
- you would lucubrate
- he/she/it would lucubrate
- we would lucubrate
- you would lucubrate
- they would lucubrate
Conditionalis I
- ik zou uitvergroten
- jij zou uitvergroten
- hij/zij/het zou uitvergroten
- wij zouden uitvergroten
- jullie zouden uitvergroten
- zij zouden uitvergroten
Conditional perfect
- I would have lucubrated
- you would have lucubrated
- he/she/it would have lucubrated
- we would have lucubrated
- you would have lucubrated
- they would have lucubrated
Conditionalis II
- ik zou hebben uitvergroot
- jij zou hebben uitvergroot
- hij/zij/het zou hebben uitvergroot
- wij zouden hebben uitvergroot
- jullie zouden hebben uitvergroot
- zij zouden hebben uitvergroot
Imperative
- you lucubrate
- you lucubrate
Imperatief
- jij vergroot uit
- jullie vergroot uit