Vervoeging van macadamize
Onbepaalde wijs (infinitief): to macadamize
Engels
Nederlands
Present
- I macadamize
- you macadamize
- he/she/it macadamizes
- we macadamize
- you macadamize
- they macadamize
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik macadamiseer
- jij macadamiseert
- hij/zij/het macadamiseert
- wij macadamiseren
- jullie macadamiseren
- zij macadamiseren
Simple past
- I macadamized
- you macadamized
- he/she/it macadamized
- we macadamized
- you macadamized
- they macadamized
Onvoltooid verleden tijd
- ik macadamiseerde
- jij macadamiseerde
- hij/zij/het macadamiseerde
- wij macadamiseerden
- jullie macadamiseerden
- zij macadamiseerden
Present perfect
- I have macadamized
- you have macadamized
- he/she/it has macadamized
- we have macadamized
- you have macadamized
- they have macadamized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemacadamiseerd
- jij hebt gemacadamiseerd
- hij/zij/het heeft gemacadamiseerd
- wij hebben gemacadamiseerd
- jullie hebben gemacadamiseerd
- zij hebben gemacadamiseerd
Past perfect
- I had macadamized
- you had macadamized
- he/she/it had macadamized
- we had macadamized
- you had macadamized
- they had macadamized
Voltooid verleden tijd
- ik had gemacadamiseerd
- jij had gemacadamiseerd
- hij/zij/het had gemacadamiseerd
- wij hadden gemacadamiseerd
- jullie hadden gemacadamiseerd
- zij hadden gemacadamiseerd
Future
- I will macadamize
- you will macadamize
- he/she/it will macadamize
- we will macadamize
- you will macadamize
- they will macadamize
Toekomende tijd I
- ik zal macadamiseren
- jij zult macadamiseren
- hij/zij/het zal macadamiseren
- wij zullen macadamiseren
- jullie zullen macadamiseren
- zij zullen macadamiseren
Future perfect
- I will have macadamized
- you will have macadamized
- he/she/it will have macadamized
- we will have macadamized
- you will have macadamized
- they will have macadamized
Toekomende tijd II
- ik zal gemacadamiseerd hebben
- jij zult gemacadamiseerd hebben
- hij/zij/het zal gemacadamiseerd hebben
- wij zullen gemacadamiseerd hebben
- jullie zullen gemacadamiseerd hebben
- zij zullen gemacadamiseerd hebben
Conditional present
- I would macadamize
- you would macadamize
- he/she/it would macadamize
- we would macadamize
- you would macadamize
- they would macadamize
Conditionalis I
- ik zou macadamiseren
- jij zou macadamiseren
- hij/zij/het zou macadamiseren
- wij zouden macadamiseren
- jullie zouden macadamiseren
- zij zouden macadamiseren
Conditional perfect
- I would have macadamized
- you would have macadamized
- he/she/it would have macadamized
- we would have macadamized
- you would have macadamized
- they would have macadamized
Conditionalis II
- ik zou hebben gemacadamiseerd
- jij zou hebben gemacadamiseerd
- hij/zij/het zou hebben gemacadamiseerd
- wij zouden hebben gemacadamiseerd
- jullie zouden hebben gemacadamiseerd
- zij zouden hebben gemacadamiseerd
Imperative
- you macadamize
- you macadamize
Imperatief
- jij macadamiseer
- jullie macadamiseert