Vervoeging van macerate
Onbepaalde wijs (infinitief): to macerate
Engels
Nederlands
Present
- I macerate
- you macerate
- he/she/it macerates
- we macerate
- you macerate
- they macerate
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vermager
- jij vermagert
- hij/zij/het vermagert
- wij vermageren
- jullie vermageren
- zij vermageren
Simple past
- I macerated
- you macerated
- he/she/it macerated
- we macerated
- you macerated
- they macerated
Onvoltooid verleden tijd
- ik vermagerde
- jij vermagerde
- hij/zij/het vermagerde
- wij vermagerden
- jullie vermagerden
- zij vermagerden
Present perfect
- I have macerated
- you have macerated
- he/she/it has macerated
- we have macerated
- you have macerated
- they have macerated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vermagerd
- jij hebt vermagerd
- hij/zij/het heeft vermagerd
- wij hebben vermagerd
- jullie hebben vermagerd
- zij hebben vermagerd
Past perfect
- I had macerated
- you had macerated
- he/she/it had macerated
- we had macerated
- you had macerated
- they had macerated
Voltooid verleden tijd
- ik had vermagerd
- jij had vermagerd
- hij/zij/het had vermagerd
- wij hadden vermagerd
- jullie hadden vermagerd
- zij hadden vermagerd
Future
- I will macerate
- you will macerate
- he/she/it will macerate
- we will macerate
- you will macerate
- they will macerate
Toekomende tijd I
- ik zal vermageren
- jij zult vermageren
- hij/zij/het zal vermageren
- wij zullen vermageren
- jullie zullen vermageren
- zij zullen vermageren
Future perfect
- I will have macerated
- you will have macerated
- he/she/it will have macerated
- we will have macerated
- you will have macerated
- they will have macerated
Toekomende tijd II
- ik zal vermagerd hebben
- jij zult vermagerd hebben
- hij/zij/het zal vermagerd hebben
- wij zullen vermagerd hebben
- jullie zullen vermagerd hebben
- zij zullen vermagerd hebben
Conditional present
- I would macerate
- you would macerate
- he/she/it would macerate
- we would macerate
- you would macerate
- they would macerate
Conditionalis I
- ik zou vermageren
- jij zou vermageren
- hij/zij/het zou vermageren
- wij zouden vermageren
- jullie zouden vermageren
- zij zouden vermageren
Conditional perfect
- I would have macerated
- you would have macerated
- he/she/it would have macerated
- we would have macerated
- you would have macerated
- they would have macerated
Conditionalis II
- ik zou hebben vermagerd
- jij zou hebben vermagerd
- hij/zij/het zou hebben vermagerd
- wij zouden hebben vermagerd
- jullie zouden hebben vermagerd
- zij zouden hebben vermagerd
Imperative
- you macerate
- you macerate
Imperatief
- jij vermager
- jullie vermagert