Vervoeging van marinate
Onbepaalde wijs (infinitief): to marinate
Engels
Nederlands
Present
- I marinate
- you marinate
- he/she/it marinates
- we marinate
- you marinate
- they marinate
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik marineer
- jij marineert
- hij/zij/het marineert
- wij marineren
- jullie marineren
- zij marineren
Simple past
- I marinated
- you marinated
- he/she/it marinated
- we marinated
- you marinated
- they marinated
Onvoltooid verleden tijd
- ik marineerde
- jij marineerde
- hij/zij/het marineerde
- wij marineerden
- jullie marineerden
- zij marineerden
Present perfect
- I have marinated
- you have marinated
- he/she/it has marinated
- we have marinated
- you have marinated
- they have marinated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemarineerd
- jij hebt gemarineerd
- hij/zij/het heeft gemarineerd
- wij hebben gemarineerd
- jullie hebben gemarineerd
- zij hebben gemarineerd
Past perfect
- I had marinated
- you had marinated
- he/she/it had marinated
- we had marinated
- you had marinated
- they had marinated
Voltooid verleden tijd
- ik had gemarineerd
- jij had gemarineerd
- hij/zij/het had gemarineerd
- wij hadden gemarineerd
- jullie hadden gemarineerd
- zij hadden gemarineerd
Future
- I will marinate
- you will marinate
- he/she/it will marinate
- we will marinate
- you will marinate
- they will marinate
Toekomende tijd I
- ik zal marineren
- jij zult marineren
- hij/zij/het zal marineren
- wij zullen marineren
- jullie zullen marineren
- zij zullen marineren
Future perfect
- I will have marinated
- you will have marinated
- he/she/it will have marinated
- we will have marinated
- you will have marinated
- they will have marinated
Toekomende tijd II
- ik zal gemarineerd hebben
- jij zult gemarineerd hebben
- hij/zij/het zal gemarineerd hebben
- wij zullen gemarineerd hebben
- jullie zullen gemarineerd hebben
- zij zullen gemarineerd hebben
Conditional present
- I would marinate
- you would marinate
- he/she/it would marinate
- we would marinate
- you would marinate
- they would marinate
Conditionalis I
- ik zou marineren
- jij zou marineren
- hij/zij/het zou marineren
- wij zouden marineren
- jullie zouden marineren
- zij zouden marineren
Conditional perfect
- I would have marinated
- you would have marinated
- he/she/it would have marinated
- we would have marinated
- you would have marinated
- they would have marinated
Conditionalis II
- ik zou hebben gemarineerd
- jij zou hebben gemarineerd
- hij/zij/het zou hebben gemarineerd
- wij zouden hebben gemarineerd
- jullie zouden hebben gemarineerd
- zij zouden hebben gemarineerd
Imperative
- you marinate
- you marinate
Imperatief
- jij marineer
- jullie marineert