Vervoeging van mature

Engels

Nederlands

Present

  • I mature
  • you mature
  • he/she/it matures
  • we mature
  • you mature
  • they mature

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik rijp
  • jij rijpt
  • hij/zij/het rijpt
  • wij rijpen
  • jullie rijpen
  • zij rijpen

Simple past

  • I matured
  • you matured
  • he/she/it matured
  • we matured
  • you matured
  • they matured

Onvoltooid verleden tijd

  • ik rijpte
  • jij rijpte
  • hij/zij/het rijpte
  • wij rijpten
  • jullie rijpten
  • zij rijpten

Present perfect

  • I have matured
  • you have matured
  • he/she/it has matured
  • we have matured
  • you have matured
  • they have matured

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gerijpt
  • jij hebt gerijpt
  • hij/zij/het heeft gerijpt
  • wij hebben gerijpt
  • jullie hebben gerijpt
  • zij hebben gerijpt

Past perfect

  • I had matured
  • you had matured
  • he/she/it had matured
  • we had matured
  • you had matured
  • they had matured

Voltooid verleden tijd

  • ik had gerijpt
  • jij had gerijpt
  • hij/zij/het had gerijpt
  • wij hadden gerijpt
  • jullie hadden gerijpt
  • zij hadden gerijpt

Future

  • I will mature
  • you will mature
  • he/she/it will mature
  • we will mature
  • you will mature
  • they will mature

Toekomende tijd I

  • ik zal rijpen
  • jij zult rijpen
  • hij/zij/het zal rijpen
  • wij zullen rijpen
  • jullie zullen rijpen
  • zij zullen rijpen

Future perfect

  • I will have matured
  • you will have matured
  • he/she/it will have matured
  • we will have matured
  • you will have matured
  • they will have matured

Toekomende tijd II

  • ik zal gerijpt hebben
  • jij zult gerijpt hebben
  • hij/zij/het zal gerijpt hebben
  • wij zullen gerijpt hebben
  • jullie zullen gerijpt hebben
  • zij zullen gerijpt hebben

Conditional present

  • I would mature
  • you would mature
  • he/she/it would mature
  • we would mature
  • you would mature
  • they would mature

Conditionalis I

  • ik zou rijpen
  • jij zou rijpen
  • hij/zij/het zou rijpen
  • wij zouden rijpen
  • jullie zouden rijpen
  • zij zouden rijpen

Conditional perfect

  • I would have matured
  • you would have matured
  • he/she/it would have matured
  • we would have matured
  • you would have matured
  • they would have matured

Conditionalis II

  • ik zou hebben gerijpt
  • jij zou hebben gerijpt
  • hij/zij/het zou hebben gerijpt
  • wij zouden hebben gerijpt
  • jullie zouden hebben gerijpt
  • zij zouden hebben gerijpt

Imperative

  • you mature
  • you mature

Imperatief

  • jij rijp
  • jullie rijpt

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van mature