Vervoeging van paraphrase
Onbepaalde wijs (infinitief): to paraphrase
Engels
Nederlands
Present
- I paraphrase
- you paraphrase
- he/she/it paraphrases
- we paraphrase
- you paraphrase
- they paraphrase
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik parafraseer
- jij parafraseert
- hij/zij/het parafraseert
- wij parafraseren
- jullie parafraseren
- zij parafraseren
Simple past
- I paraphrased
- you paraphrased
- he/she/it paraphrased
- we paraphrased
- you paraphrased
- they paraphrased
Onvoltooid verleden tijd
- ik parafraseerde
- jij parafraseerde
- hij/zij/het parafraseerde
- wij parafraseerden
- jullie parafraseerden
- zij parafraseerden
Present perfect
- I have paraphrased
- you have paraphrased
- he/she/it has paraphrased
- we have paraphrased
- you have paraphrased
- they have paraphrased
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geparafraseerd
- jij hebt geparafraseerd
- hij/zij/het heeft geparafraseerd
- wij hebben geparafraseerd
- jullie hebben geparafraseerd
- zij hebben geparafraseerd
Past perfect
- I had paraphrased
- you had paraphrased
- he/she/it had paraphrased
- we had paraphrased
- you had paraphrased
- they had paraphrased
Voltooid verleden tijd
- ik had geparafraseerd
- jij had geparafraseerd
- hij/zij/het had geparafraseerd
- wij hadden geparafraseerd
- jullie hadden geparafraseerd
- zij hadden geparafraseerd
Future
- I will paraphrase
- you will paraphrase
- he/she/it will paraphrase
- we will paraphrase
- you will paraphrase
- they will paraphrase
Toekomende tijd I
- ik zal parafraseren
- jij zult parafraseren
- hij/zij/het zal parafraseren
- wij zullen parafraseren
- jullie zullen parafraseren
- zij zullen parafraseren
Future perfect
- I will have paraphrased
- you will have paraphrased
- he/she/it will have paraphrased
- we will have paraphrased
- you will have paraphrased
- they will have paraphrased
Toekomende tijd II
- ik zal geparafraseerd hebben
- jij zult geparafraseerd hebben
- hij/zij/het zal geparafraseerd hebben
- wij zullen geparafraseerd hebben
- jullie zullen geparafraseerd hebben
- zij zullen geparafraseerd hebben
Conditional present
- I would paraphrase
- you would paraphrase
- he/she/it would paraphrase
- we would paraphrase
- you would paraphrase
- they would paraphrase
Conditionalis I
- ik zou parafraseren
- jij zou parafraseren
- hij/zij/het zou parafraseren
- wij zouden parafraseren
- jullie zouden parafraseren
- zij zouden parafraseren
Conditional perfect
- I would have paraphrased
- you would have paraphrased
- he/she/it would have paraphrased
- we would have paraphrased
- you would have paraphrased
- they would have paraphrased
Conditionalis II
- ik zou hebben geparafraseerd
- jij zou hebben geparafraseerd
- hij/zij/het zou hebben geparafraseerd
- wij zouden hebben geparafraseerd
- jullie zouden hebben geparafraseerd
- zij zouden hebben geparafraseerd
Imperative
- you paraphrase
- you paraphrase
Imperatief
- jij parafraseer
- jullie parafraseert