Vervoeging van particularize
Onbepaalde wijs (infinitief): to particularize
Engels
Nederlands
Present
- I particularize
- you particularize
- he/she/it particularizes
- we particularize
- you particularize
- they particularize
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verbijzonder
- jij verbijzondert
- hij/zij/het verbijzondert
- wij verbijzonderen
- jullie verbijzonderen
- zij verbijzonderen
Simple past
- I particularized
- you particularized
- he/she/it particularized
- we particularized
- you particularized
- they particularized
Onvoltooid verleden tijd
- ik verbijzonderde
- jij verbijzonderde
- hij/zij/het verbijzonderde
- wij verbijzonderden
- jullie verbijzonderden
- zij verbijzonderden
Present perfect
- I have particularized
- you have particularized
- he/she/it has particularized
- we have particularized
- you have particularized
- they have particularized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verbijzonderd
- jij hebt verbijzonderd
- hij/zij/het heeft verbijzonderd
- wij hebben verbijzonderd
- jullie hebben verbijzonderd
- zij hebben verbijzonderd
Past perfect
- I had particularized
- you had particularized
- he/she/it had particularized
- we had particularized
- you had particularized
- they had particularized
Voltooid verleden tijd
- ik had verbijzonderd
- jij had verbijzonderd
- hij/zij/het had verbijzonderd
- wij hadden verbijzonderd
- jullie hadden verbijzonderd
- zij hadden verbijzonderd
Future
- I will particularize
- you will particularize
- he/she/it will particularize
- we will particularize
- you will particularize
- they will particularize
Toekomende tijd I
- ik zal verbijzonderen
- jij zult verbijzonderen
- hij/zij/het zal verbijzonderen
- wij zullen verbijzonderen
- jullie zullen verbijzonderen
- zij zullen verbijzonderen
Future perfect
- I will have particularized
- you will have particularized
- he/she/it will have particularized
- we will have particularized
- you will have particularized
- they will have particularized
Toekomende tijd II
- ik zal verbijzonderd hebben
- jij zult verbijzonderd hebben
- hij/zij/het zal verbijzonderd hebben
- wij zullen verbijzonderd hebben
- jullie zullen verbijzonderd hebben
- zij zullen verbijzonderd hebben
Conditional present
- I would particularize
- you would particularize
- he/she/it would particularize
- we would particularize
- you would particularize
- they would particularize
Conditionalis I
- ik zou verbijzonderen
- jij zou verbijzonderen
- hij/zij/het zou verbijzonderen
- wij zouden verbijzonderen
- jullie zouden verbijzonderen
- zij zouden verbijzonderen
Conditional perfect
- I would have particularized
- you would have particularized
- he/she/it would have particularized
- we would have particularized
- you would have particularized
- they would have particularized
Conditionalis II
- ik zou hebben verbijzonderd
- jij zou hebben verbijzonderd
- hij/zij/het zou hebben verbijzonderd
- wij zouden hebben verbijzonderd
- jullie zouden hebben verbijzonderd
- zij zouden hebben verbijzonderd
Imperative
- you particularize
- you particularize
Imperatief
- jij verbijzonder
- jullie verbijzondert