Vervoeging van qualify
Onbepaalde wijs (infinitief): to qualify
Engels
Nederlands
Present
- I qualify
- you qualify
- he/she/it qualifies
- we qualify
- you qualify
- they qualify
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kwalificeer
- jij kwalificeert
- hij/zij/het kwalificeert
- wij kwalificeren
- jullie kwalificeren
- zij kwalificeren
Simple past
- I qualified
- you qualified
- he/she/it qualified
- we qualified
- you qualified
- they qualified
Onvoltooid verleden tijd
- ik kwalificeerde
- jij kwalificeerde
- hij/zij/het kwalificeerde
- wij kwalificeerden
- jullie kwalificeerden
- zij kwalificeerden
Present perfect
- I have qualified
- you have qualified
- he/she/it has qualified
- we have qualified
- you have qualified
- they have qualified
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gekwalificeerd
- jij hebt gekwalificeerd
- hij/zij/het heeft gekwalificeerd
- wij hebben gekwalificeerd
- jullie hebben gekwalificeerd
- zij hebben gekwalificeerd
Past perfect
- I had qualified
- you had qualified
- he/she/it had qualified
- we had qualified
- you had qualified
- they had qualified
Voltooid verleden tijd
- ik had gekwalificeerd
- jij had gekwalificeerd
- hij/zij/het had gekwalificeerd
- wij hadden gekwalificeerd
- jullie hadden gekwalificeerd
- zij hadden gekwalificeerd
Future
- I will qualify
- you will qualify
- he/she/it will qualify
- we will qualify
- you will qualify
- they will qualify
Toekomende tijd I
- ik zal kwalificeren
- jij zult kwalificeren
- hij/zij/het zal kwalificeren
- wij zullen kwalificeren
- jullie zullen kwalificeren
- zij zullen kwalificeren
Future perfect
- I will have qualified
- you will have qualified
- he/she/it will have qualified
- we will have qualified
- you will have qualified
- they will have qualified
Toekomende tijd II
- ik zal gekwalificeerd hebben
- jij zult gekwalificeerd hebben
- hij/zij/het zal gekwalificeerd hebben
- wij zullen gekwalificeerd hebben
- jullie zullen gekwalificeerd hebben
- zij zullen gekwalificeerd hebben
Conditional present
- I would qualify
- you would qualify
- he/she/it would qualify
- we would qualify
- you would qualify
- they would qualify
Conditionalis I
- ik zou kwalificeren
- jij zou kwalificeren
- hij/zij/het zou kwalificeren
- wij zouden kwalificeren
- jullie zouden kwalificeren
- zij zouden kwalificeren
Conditional perfect
- I would have qualified
- you would have qualified
- he/she/it would have qualified
- we would have qualified
- you would have qualified
- they would have qualified
Conditionalis II
- ik zou hebben gekwalificeerd
- jij zou hebben gekwalificeerd
- hij/zij/het zou hebben gekwalificeerd
- wij zouden hebben gekwalificeerd
- jullie zouden hebben gekwalificeerd
- zij zouden hebben gekwalificeerd
Imperative
- you qualify
- you qualify
Imperatief
- jij kwalificeer
- jullie kwalificeert